136 Daar geen der kandidaten de vereiste absolute meerderheid heeft behaald stelt de voorzitter dat herstemming volgens het Huishoudelijk Reglement plaats heeft over de twee personen met de meeste stemmen, te weten: Ir. Pieterson en Ir. Resink. De uitslag van deze stemming waarbij 89 geldige stemmen werden uitge bracht, luidt: Ir. Pieterson 58 en Ir. Resink 27 stemmen alsmede 4 blanco. De voorzitter concludeert dat aldus Ir. R. Pieterson is verkozen en wenst hem daarmee geluk. Hij dankt de overige kandidaten voor hun bereidheid d.m.v. een bestuursfunctie constructief mede te werken aan de aktiviteiten der Vereniging. Ir. Pieterson dankt de vergadering voor het in hem gestelde vertrouwen. Hierna schorst de voorzitter te 13.00 uur de vergadering voor de lunchpauze. Bij de heropening te 14.20 uur begroet hij de heer J. E. Harder als lid van de door de N.L.F. en het N.G.L. ingestelde commissie ter bestudering van een eventuele reorganisatie in de verenigingsstructuur. Hij constateert voorts met leedwezen de afwezigheid van een vertegen woordiging van het Landmeetkundig Gezelschap „Snellius". 5. Bespreking betreffende reorganisatie van de Kadastrale Dienst Alvorens dit punt ter discussie te stellen, deelt de voorzitter mee dat het op de agenda is geplaatst omdat van de Vereniging verwacht wordt dat zij haar standpunt inzake een reorganisatie kenbaar maakt. Het heeft, aldus de voorzitter, weinig zin aan de voet van de reeds tientallen jaren in aanbouw zijnde constructie, nl. de zelfstandige dienst waarop het Kadaster aanspraak maakt, te gaan graven. Het zou dan kunnen zijn dat de afbouw nog in geen jaren tot stand komt. De discussie dient in dit verband te leiden tot een zekere overeenstemming ten aanzien van de drie door het Bestuur gestelde vragen, waarbij de detaillering niet de hoofdzaak is. Aan de hand van de in het Orgaan nr. 65 weergegeven grootste gemene deler uit de binnengekomen reacties neemt de voorzitter de beantwoording der vragen door Het antwoord op de vraag: „Waarom een zelfstandige Rijksdienst" luidt zakelijk: Omdat de grondslag van het Kadaster geen fiscale meer is; op subjectieve gronden wordt ook de bevoogding vanwege de Belastingdienst afgewezen. Alhoewel thans van een bevoogding geen sprake meer is, mag de behartiging van de belangen van het Kadaster in de toekomst niet afhankelijk blijven van de in meer of mindere mate aanwezige positieve benadering daarvan. Met verwijzing naar de huidige vraag om grootschalig kaartwerk, dat ook andere gegevens dan de kadastrale moet kunnen bevatten, stelt hij vast dat het gewenst is een dynamische Rijksdienst in het leven te roepen, waarvan de leiding zich uitsluitend bezig houdt met de taakvervulling van die dienst, zonder steeds te worden geconfronteerd met inpassing in het kader van een zoveel grotere en totaal andere dienst als die van de Belastingen. De beantwoording van de vraag „Onder welk Ministerie" was verdeeld. Naar de mening van het Bestuur, welke mening ook door sommige afdelingen werd gedeeld, hoort het Kadaster thuis bij een niet-politiek afhankelijk Ministerie, dat een algemene doelstelling heeft. Dit zijn de Ministeries van Binnenlandse Zaken, Justitie en Financiën. Alle andere Ministeries zijn wat taakstelling betreft zo weinig homogeen dat een deeltaak zoals die van het Kadaster, bij een formatie een sluitstuk in de onderhandelingen zou kunnen zijn. Dit mag voor een Rijksdienst van het Kadaster niet het geval zijn daar anders rechtszekerheid en dienstverlening in gevaar kunnen komen. Uit deze drie wordt uit doelmatigheidsoverwegingen Financiën gekozen, waarbij ook historische gronden een rol spelen. De vraag betreffende de gewenste organisatievorm wordt behandeld aan de hand van een schema, dat een interpretatie is van een aantal ge poneerde meningen. Enkele daarvan zijn: integratie van landmeetkundige en ruilverkavelingsdienst van het Kadaster, de wens provinciaal c.q. regionaal een hoofd van de kadastrale dienst te hebben. Daarbij wordt de eerste mening

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 54