137
door het Bestuur belangrijker geacht dan de tweede. De integratie is in de
praktijk te realiseren eventueel met handhaving van de bestaande stand
plaatsen.
Elk bureau van de Landmeetkundige Dienst zou zo een geintegreerd
bureau kunnen worden, van waaruit de binnen haar ambtsgebied gelegen
ruilverkavelingen worden bediend. Wij zouden zo ook naar een Provinciale
Dienst kunnen groeien.
Na deze inleidende woorden stelt de voorzitter de beantwoording van de
eerste vraag, zoals die is weergegeven in Orgaan nr. 65, ter discussie.
Desgevraagd wordt geen commentaar uit de vergadering geleverd waaruit
de voorzitter concludeert dat men het daarmee derhalve eens zal
zijn.
Ter inleiding van de vraag bij welk ministerie een Rijksdienst van het
Kadaster zou moeten worden ondergebracht merkt de voorzitter nog op dat,
indien de Rijksdienst bij Financiën zou blijven, de kans voor kortere of
langere tijd door departementale afdelingen of ambtenaren, die het Kadaster
kennen, te worden gecoached naar de mening van het Bestuur, aanwezig
zou zijn; zulks zou een voordeel kunnen betekenen.
De heer Van Berk vraagt wie bij Financiën zou kunnen coachen; dit kan
naar zijn mening slechts de Belastingdienst zijn, waaruit dan de conclusie
is te trekken dat bevoogding van die zijde dus toch goed geweest is.
De heer Stoorvogel vraagt of de keuze van een departement op dit
moment urgent is. Hij wil de beantwoording van de gestelde vraag aan
anderen overlaten en acht ons standpunt t.a.v. deze vraag van secundair
belang; primair is de zelfstandigheid van de dienst.
De heer Joosten wijst er op dat bij de beantwoording van deze vraag
ook rekening moet worden gehouden met de plaats van anologe diensten zoals
de Octrooiraad, thans Bureau voor Industriële Eigendom, Auteursrechten,
kortom de dienstverlening nodig voor de Registergoederen, zoals die in het
ontwerp B.W. van Prof. Meyers bedoeld zijn.
Ir. D. van der Wulp acht Financiën de penningmeester van de overheid
te zijn met als taak o.m. de verdeling van de financiën over andere diensten
waartoe ook de Rijksdienst van het Kadaster zou kunnen behoren. In ver
band met andere maatschappelijke taken in de toekomst, waarop het beleid
moet worden gericht, ware ook geen bezwaar tegen een ,,beleids"-ministerie
te maken. Het is niet nodig vrees te hebben in de verdrukking te komen.
De voorzitter, ingaande op de door de heer Stoorvogel gemaakte op
merkingen, is van mening dat binding aan een ministerie nodig is om de
vorming van een zelfstandige Rijksdienst van de grond te krijgen en stelt
de heer Stoorvogel de vraag wie dan verder ter zake zouden moeten worden
ingeschakeld.
Deze meent dat beantwoording daarvan later aan de orde komtvooreerst
dient alle aandacht gericht te zijn op zelfstandigheid van de dienst.
Ir. D. van der Wulp is het eens met het primair zijn van de zelfstandigheid
van de dienst, maar is ook doordrongen van de urgentie van handelen op dit
moment. Hij vreest bij nader inzien speelbal te zijn in politiek opzicht en
noemt in dit verband de Dienst der Domeinen. De voorzitter noemt hierbij
ook nog de Topografische Dienst.
Ook Ir. Van Lent acht beantwoording van de vraag: „bij welk ministerie
thans niet zo urgent. Wel de zelfstandigheid; ook het samengaan van land
meetkundige dienst, ruilverkavelingsdienst en hypotheekbewaringen. Hij
zou de aandacht ook willen richten op andere taken, mogelijk ook op admini
stratief terrein. Hij wil het Bestuur vrijheid van handelen geven om op het
juiste moment naar bevind van zaken te handelen, zich daarbij richtende op
het eerste punt: de zelfstandigheid. Hij acht het niet onze taak ons op een
bepaald ministerie te richten.
De voorzitter is ingenomen met de gedachte van Ir. Van Lent, het Bestuur
vrijheid van handelen als bedoeld te willen geven.
Ir. Govers geeft de voorkeur aan een meer technisch ministerie, eventueel
ook Justitie.