138 Ir. Massink, sprekende namens de afdeling Arnhem, deelt mede dat deze afdeling zich, wat betreft deze vraag achter het Bestuur stelt teneinde het haalbare te bereiken, zonder zich uit te spreken voor een bepaald ministerie. De voorzitter, antwoordende op de door de heer Van Berk gemaakte opmerking, zegt hem dat een nader ingaan op de vermeende bevoogding niet juist lijkt. Van veel meer belang lijkt het bij de start van een zelfstandige Rijksdienst een sponsor te hebben. Ir. Hey oppert de gedachte aansluiting te zoeken bij het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Een geodeet houdt zich immers bezig met het meten ordenen van de ruimte. Ir. Van der Werff stelt de gedachtenwisseling op prijs maar meent met de heer Stoorvogel dat een beslissing hierover niet op onze weg ligt. Hij heeft in deze gedachtenuitwisseling iets naders over de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie gemist. Hij wil een Ministerie dat geen bepaalde binding aan het Kadaster heeft, daar anders het gevaar groot is, bijv. bij het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, dat het Kadaster met voorbijzien van de algemene taakstelling voor het karretje van de planologen wordt gespannen. De voorzitter merkt naar aanleiding van de gedachte van Ir. Hey op dat de Rijksdienst voor het Kadaster niet alleen technisch is maar dat daarbij ook het Openbaar Register is betrokken en dus dualistisch is ingesteld nl. technisch en juridisch. Bij Justitie komen technische zaken niet gemakkelijk aan de orde, terwijl Binnenlandse Zaken ons vooralsnog wezensvreemd aandoet. Bovendien is er bij Financiën de mogelijkheid „gesponsored" te worden. Ir. I. P. Toussaint stelt voor eerst een rijksdienst mét het Openbaar Register te formeren en overigens voorshands geen standpunten in te nemen. Indien het Kadaster en het Openbaar Register dreigen uiteen te vallen is bijeenroepen van een algemene ledenvergadering gewenst. Voor zich is hij met Ir. Govers huiverig voor Justitie en minder huiverig voor Ruimtelijke Ordening, maar hij acht de tijd daarvoor nog niet gekomen. De voorzitter stelt voor naar bevind van zaken te handelen zonder daarbij thans een uitspraak te doen over de vraag bij welk ministerie men de Rijks dienst het best op zijn plaats acht. Hierna komt aan de orde de organisatievorm van een Rijksdienst van het Kadaster aan de hand van een tweetal organisatieschema's. Ir. Hey acht de integratie van Landmeetkundige Dienst en Ruilverkave- lingsdienst ongewenst. Een éénhoofdige leiding voor landmeetkundige dienst en ruilverkavelingsdienst acht hij niet goed realiseerbaarvoor een harmonisch functioneren komen er teveel lijnen van buitenaf binnen. De heer Stoorvogel wijst er op dat de in het organisatieschema voorko mende titulatuur van ondergeschikt belang is en oorzaak van misverstanden zou kunnen worden. De titel Inspecteur bijv. is te algemeen om onderscheid ten aanzien van dergelijke taken te kunnen aangeven. Voorts zou hij toch gaarne een volledige integratie van de hypotheekkantoren in de Rijksdienst met mogelijk uiteindelijk een centrale bewaring of kantoor voor in- en overschrijving zien, hetgeen dan aanleiding zou zijn tot een andere opzet van het organisatieschema. Hij wenst te benadrukken dat de taak van een Rijks dienst van het Kadaster van groter belang is dan het voorliggende organi satieschema. De kwestie van de titulatuur komt later wel aan de orde. De voorzitter dankt de heer Stoorvogel voor diens woorden en inzichten. Voorts concludeert hij dat de opinie van Ir. Hey zou resulteren in een over gang van de Ruilverkavelingsdienst naar het Ministerie van Landbouw. Hij merkt nog op dat de bijstand door de landmeter-deskundige zou geleverd dienen te worden onder directie van het Hoofd van Bureau en niet onder die van de Plaatselijke Commissie. Ir. Van Lent staat positief tegenover de integratie, welke een kwestie is van organisatie. Nog belangrijker acht hij daarbij de coördinatie; men moet niet in een schema verstarren. Evenwel spreekt hem, als lid der vereniging, de figuur van een H.I.D. wel aan. Hij vestigt er de aandacht op dat er thans

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 56