140
tussen het openbaar register en de kadastrale administratie weg te nemen,
afgezien van de technische aanleiding daartoe.
Hij verleent vervolgens het woord aan de heer Joosten.
Deze merkt op dat de door Rogge bedoelde mechanisatie, nl. door pons
kaarten te gebruiken als informatiedragers, slechts dan zin heeft als deze
ponskaarten alle meerdere malen geraadpleegd moeten worden.
Zich voorts richtend op de kadastrale boekhouding onderscheidt hij twee
elkaar gedeeltelijk overlappende administraties nl. een fiscale en een econo-
misch-j uridische
De fiscale administratie laat zich naar zijn mening, gezien bovengenoemde
eis wel mechaniseren. De economisch-j uridische administratie is gericht op
het mogelijk maken van het onderzoek naar de rechtstoestand van een
onroerend goed.
Deze administratie is gefundeerd op de karakteristieke kenmerken waar
door onroerende rechtsobjecten kunnen worden onderkend en onderscheiden.
Dit zijn hun ligging en begrenzing zoals deze bij de kadastrale indeling der
objecten, vóór of na een overdracht of vestiging van zakelijke rechten, zijn
opgenomen en in de kadastrale bescheiden blijvend zijn vastgelegd.
Deze blijvende individualisatie der rechtsobjecten (percelen) maakt het
mogelijk de administratie van de daarop betrekking hebbende over- en
inschrijvingen en eventuele andere bescheiden te voeren op het rechtsobject
zelf (door het daaraan toegekende perceelnummer). Zijn ligging en begrenzing
niet bekend dan is niet na te gaan welke onroerende zaak wordt of werd
bedoeld
Door bij een perceelnummer de publicaties aan te tekenen worden deze
ondergebracht bij het rechtsgebied waarop zij betrekking hebben. Het
perceelnummer is als het ware het adres van de locatie waarbij de bij dit
nummer geboekte publicaties zijn opgeborgen.
Voor het onderzoek naar de rechtstoestand van onroerend goed uit de
openbare registers moet men niet alleen de publicaties bij de thans bestaande
percelen raadplegen, maar ook die behorende bij de percelen waarvan het
thans bestaande perceel afstamt. Dit wordt in opgaande en neergaande lijn
mogelijk gemaakt door dehulpkaarten, die de ligging en begrenzing vaneen
perceel aangeven. Slechts hierdoor is het mogelijk alle vroegere of latere
publicaties op een onroerend goed betrekking hebbende, te vinden. Indien
men echter in staat zou zijn de ligging en begrenzing van het rechtsobject
in de computer op te slaan en te raadplegen, zou het mogelijk zijn van de
hulpkaart af te stappen.
Daar dit laatste vooralsnog niet gerealiseerd zal worden, is spreker van
mening dat de hulpkaart het beletsel voor Rogge geweest is ook het „Grond
boek", zijnde het openbaar register, het register 71A, de hulpkaart en de
verwijzing, in de mechanisering met ponskaarten te betrekken.
Vervolgens geeft de voorzitter het woord aan Ir. I. P. Toussaint die,
naar aanleiding van de opmerking van Ir. Rogge over het artikel van spreker
in Orgaan nr. 34, zegt dat hij inderdaad geen onderscheid heeft gemaakt
tussen het Kadaster en het Openbaar Register in ruimere zin. Hij vraagt
zich af of de hulpregisters wel tot het Openbaar Register gerekend moeten
worden. Voorts is hij van mening dat het Openbaar Register ook publiek
rechtelijke betekenis heeft, waaraan men ook eisen ten aanzien van het ge
publiceerde zou mogen ontlenen. Joosten en Rogge menen dat het open
baar register in publiekrechtelijke zin alleen maar toegankelijk is via de
vorming van een perceel als omschrijving van het rechtsobject. Door juristen
(hypotheekbewaarders) wordt echter gesteld dat, uitgaande van de privaat
rechtelijke betekenis van elke overdracht, een rechtsobject zich niet laat
vatten door een ambtelijke perceelvorming.
Ten aanzien van de opmerking van Ir. Rogge over de verwijzing, zegt
Ir. Toussaint, dat hij destijds voorstelde de staat 75 overbodig te maken door
de verwijzing op de perceelkaart aan te brengen.
De heer Joosten gaat in op de opmerkingen gemaakt door Ir. Toussaint
en zegt dat, hoewel er 100 jaar geleden geen ingang op perceelnummer