148 het probleem van het leidingenkadaster tijdens een studiedag ter bespreking te stellen. Ten behoeve van deze in 1962 gehouden studiedag brengt Van Steenis een preadvies uit, getiteld „Leidin genkadaster" [9]. Voor de discussie zijn enige deskundigen, juridische en technische, die met het beheer van leidingen te maken hebben, uitgenodigd. Van Steenis behandelde een aantal vraagpunten, die bij de instelling van een leidingenkadaster aan de orde komenwenselijk heid, mogelijkheid, technische uitvoering, kosten en financiering, bijhouding, organisatie. Herlezing van dit preadvies en van de discussie geven mij de overtuiging dat aan de probleemstelling weinig nieuws is toe te voegen. Het is moeilijker een oplossing van de problemen te verkrijgen. Het denkbeeld van Van Steenis was een beroep op de regering te doen om een Staatscommissie in het leven te roepen, die de regering advies zou geven omtrent een in te stellen leidingenkadaster. Van Steenis zag een mogelijkheid om een plan te verwezenlijken binnen het raam van een algehele reorganisatie van het Kadaster. De door hem voorgestelde Staatscommissie zou een sub-commissie kunnen zijn van de bestaande Staatscommissie inzake het kadaster. Nu was het de ingewijden bekend dat deze Staatscommissie de leidingen registratie niet zag als een taak van het kadaster. Wilde men toch deze zaak op gang brengen dan zou de tweede door Van Steenis gewezen weg moeten worden gevolgd, nl. om van onderop, dus uit de kring van de belanghebbenden tot een oplossing te komen. Hiervoor adviseerde de preadviseur contact op te nemen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Daar het Hoofdbestuur van de N.L.F. de eerste mogelijkheid niet realiseerbaar achtte (de Staatscommissie inzake het Kadaster was inmiddels bijna met haar werk gereed gekomen) besloot het een andere weg te volgen. Het Hoofdbestuur wilde een commissie samenstellen, waarin behalve enkele geodeten en een jurist ook andere deskundigen, in het bijzonder beheerders van leidingen e.d., zouden worden opgenomen. Voor de aanwijzing van deze laatste leden werd een beroep gedaan op de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Door het gebrek aan medewerking heeft het enige jaren geduurd voordat een werkgroep kon worden samengesteld die representatief kon worden geacht voor de groep belangstellenden. Dit gebeurde in februari 1968 en nu kan de werkgroep met de bespreking van de door Van Steenis gestelde problemen beginnen. Om de reeks feiten nog compleet te maken wordt opgemerkt dat inderdaad de Staatscommissie blijkens haar in 1965 verschenen rapport geen taak voor de Kadastrale dienst zag, „ondanks een zekere waardering voor de aangevoerde argumenten" (blz. 17). Later wordt op de overwegingen, die tot deze conclusie leidden, teruggekomen. Tot zover het korte verslag over de activiteiten van de geodeten inzake de leidingenregistratie over een periode van ongeveer 35 jaar,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 6