stellen tijdstip, dat ter openbare kennis wordt gebracht, is mogelijk
gemaakt. De Herverkavelingswet ging zowel t.a.v. de zakelijke ge
bruiksrechten als t.a.v. de pacht veel verder door in de artt. 7 en 13
te bepalen, dat de desbetreffende overeenkomsten geen rechtskracht
hadden zonder schriftelijke verklaring van de herverkavelingscom
missie, waaruit bleek, dat zij niet in strijd waren met een behoorlijke
uitvoering der herverkaveling.
Laatstgenoemde norm gaat de Werkgroep zeker te ver, daar
tenslotte alleen maar behoeft te worden voorkomen, dat tijdens
het opmaken van het plan van toedeling nog allerlei transacties
kunnen worden gesloten, die dit plan geheel of gedeeltelijk zouden
doorkruisen. In elke toedelingsprocedure breekt tenslotte een stadi
um aan, waarin niet meer met alle inmiddels nog plaats vindende
vervreemdingen en verpachtingen kan worden rekening gehouden,
zeker niet wanneer de nieuwe verkrijger of pachter ook nog specu
leert op een andere toedeling dan die welke in het voorlopige plan
voor de vervreemder of verpachter c.q. oude pachter was opgeno
men. In de praktijk blijkt zulks herhaaldelijk het geval te zijn,
zodat behoefte aan een wettelijke regeling bestaat. In deze regeling
zal op zijn minst moeten worden bepaald, dat de plaatselijke
commissie in bepaalde gevallen geen rekening meer behoeft te
houden met de wensen van hen die tijdens de toedelingsprocedure
zakelijke rechten hebben verkregen. De vraag is echter, welke ge
vallen dit zijn en wat dan het gevolg is van dit „niet rekening
houden met".
Wat de eerste vraag betreft, zijn er globaal twee mogelijkheden.
De meest eenvoudige is die welke nu eigenlijk reeds in art. 19 voor
de pacht is opgenomen, waarbij na een bepaald tijdstip met geen
enkele nieuwe overeenkomst meer behoeft te worden rekening gehouden.
Dit tijdstip dient nader door de plaatselijke commissie te worden
vastgesteld en openbaar bekend gemaakt. Een zelfde regeling zou
ook voor de vervreemding kunnen gelden. Het aantrekkelijke van
deze regeling is haar eenvoud, maar het nadeel is dat zij partijen
niet rechtstreeks dwingt overleg te plegen met de plaatselijke com
missie en met de landmeter die het plan van toedeling opmaakt. Wel
zullen de notarissen partijen, met name de koper, moeten wijzen op
het gevaar dat met diens wensen geen rekening zal worden gehouden,
maar de regeling laat ook in het midden, wat de gevolgen daarvan
zijn.
Om partijen rechtstreeks te dwingen tot contact met de plaatse
lijke commissie kan men kiezen uit verschillende constructies.
Het minst ver gaat de mogelijkheid van een meldingsplicht, die
echter moeilijk is te sanctionneren en ook nog niet tot eigenlijk
overleg dwingt. Aan de andere kant gaat het vereiste van goed
keuring te ver, omdat hier van een toetsing immers geen sprake
kan zijn. Juister ware het daarom en dit is de tweede mogelijk
heid naast de in de vorige alinea genoemde een verklaring van
geen bezwaar te eisen, zonder welke met de vervreemding of ver-
3Ö2