379 wijzen op de parallel met de Wegenwet, die in dit geval niet alleen een bezwarenprocedure kent, maar ook nog een beroep op de Kroon van beslissingen van G.S. Zij achten een dergelijk beroep wel degelijk van praktisch belang, omdat de consequenties van een onttrekking aan de openbaarheid voor de particulier kunnen zijn, dat zijn huis niet meer aan de openbare weg ligt en daardoor minder waard wordt of dat hij zelf het onderhoud van de ontsluiting moet verzorgen c.q. extra kosten van transport (bijv. van melk) moet maken. Soms zal voor dergelijke schadelijke gevolgen compensatie kunnen worden gevonden bij de lijst der geldelijke regelingen, doch soms ook niet, terwijl men hiervoor moeilijk een uitdrukkelijk recht op schadever goeding kan toekennen. In de Wegenwet is dit dan ook niet gedaan, doch volstaan met een beroepsprocedure, in het kader waarvan algemene en bijzondere belangen nog nader tegen elkaar kunnen worden afgewogen, wat in een schadevergoedingsprocedure niet meer kan. Ook heeft men hier niet enkel te doen met een kwestie van meer of minder nut van de ruilverkaveling, zodat door een geringer aandeel in de kosten de bezwaren vaak evenmin zijn te ondervangen. Tegenover deze meer juridische redenering stellen de tegen standers van een particulier beroepsrecht dat dit, ook wanneer het zou worden beperkt tot de onttrekking aan de openbaarheid, toch de uitvoering kan vertragen, omdat men met de opruiming van opgeheven wegen dan zou moeten wachten tot de beslissing op het beroep. Bovendien achten zij dit beroep niet van voldoende prak tisch nut. d. Beroep tegen het besluit tot ruilverkaveling In het arrest van 7 januari 1966, De Pacht 1966, no. 2612 heeft de Hoge Raad een beroep op nietigheid van een besluit tot ruilver kaveling op grond van onregelmatigheden bij de aanvraag en de wijze van oproeping ter vergadering uitgesloten, daarbij o.m. over wegende „dat, zo de wetgever nietigheid op zodanige grond had ge wild, hij niet zou hebben kunnen nalaten de mogelijkheid van het inroepen van die nietigheid aan een termijn te binden of omtrent die gevolgen een nadere regeling te treffen". De Werkgroep heeft zich deze overweging aangetrokken, omdat zij enerzijds een beroep op de nietigheid van een ruilverkavelings- besluit niet geheel uitgesloten zou willen zien, maar anderzijds dit beroep aan een wettelijke termijn wil binden. Er kunnen zich ten slotte theoretisch onregelmatigheden voordoen van een zodanige ernst en omvang, dat het besluit door de rechter nietig moet kunnen worden verklaard. Maar dan dient met het oog op de al even ernstige gevolgen, die een nietigverklaring in een later stadium van de ruil verkaveling kan hebben, deze beroepsmogelijkheid uitdrukkelijk in de wet te worden beperkt tot een korte termijn na de stemming, voordat de uitvoering goed en wel op gang is gekomen. Wat de verdere bijzonderheden van dit beroep aangaat, meent de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 119