382
Raad van Beroep bevredigend geacht, reden waarom beide in
stanties herhaaldelijk reeds bij de toedeling correcties toepasten op
de eerste schattingswaarde, die neerkwamen op een formele over-
bedeling zonder verrekening.
Niettemin heeft de Werkgroep het ook hier niet aangedurfd een
speciale correctiemogelijkheid in de wet op te nemen, omdat zij
daarvan meer nadelen dan voordelen vreest. Als nadeel valt vooral
te noemen het gevaar, dat velen tegen een te hoge schattingswaarde
bij de toedeling zouden gaan reclameren, als daartoe de mogelijk
heid uitdrukkelijk bij de wet wordt geschapen, omdat menige boer
meent betere grond te hebben ingebracht dan hij krijgt toegedeeld.
Ook hierdoor zouden de resultaten van de schatting als basis van
de toedeling teveel op losse schroeven komen te staan. Beter kan
men zonder meer de Zeeuwse praktijk volgen door evidente on
billijkheden via een formele overbedeling zonder verrekening op te
heffen. De rechter kan hiertoe in de gelegenheid worden gesteld
door het in reserve houden van enige grond, welke reservering ook
voor de rechtspraak inzake het plan van toedeling in het algemeen
van groot nut is. Eerder nog zou men daarom de plaatselijke com
missie tot het houden van een dergelijke grondreserve een wettelijke
mogelijkheid moeten openen.
g. Beroep terzake van de uitvoering van werken
In Hoofdstuk III, 4 onder e maakten wij reeds kennis met een
vorm van beroep terzake van de uitvoering van werken, nl. het
voorgestelde beroep van de beheerder tegen de goedkeuring der
werken door de plaatselijke commissie, welk beroep dan zou kunnen
leiden tot een vernietiging van de goedkeuring door de ruilver-
kavelingsrechter. Daarbij gaat het uitsluitend om wegen en water
lopen met bijbehorende kunstwerken.
Hier zullen wij verder spreken over een andere vorm van be
roep, nl. een beroep van eigenaren en pachters terzake van het niet
of onvoldoende uitvoeren van in het plan voorziene werken. Nu
spreekt het vanzelf, dat het daarbij niet alleen en zelfs niet in de
eerste plaats om de zoeven genoemde werken zal gaan, maar ook
om kavelinrichtingswerken e.d. Want het zijn juist deze werken die
vaak zo nauw met de toedeling samenhangen, dat in de praktijk
vele bezwaren tegen het plan van toedeling in werkelijkheid tegen
de werken gericht zijn. Onder het huidige recht is het een open
vraag, of deze bezwaren in dat kader ontvankelijk zijn of dat zij
moeten worden verwezen naar de lijst der geldelijke regelingen. Bo
vendien ontbreekt het de rechter aan een bevoegdheid om een
aanvullend werk te bevelen.
De Werkgroep voelt voor een bepaling in de wet, dat de rechter
zowel bij het plan van toedeling als bij de lijst der geldelijke rege
lingen alsnog de uitvoering van een werk kan bevelen, op grond van
de normen vastgesteld in het plan van voorzieningen bedoeld in
art. 34. Wel realiseert zij zich, dat een belangrijk verschil tussen de