385
ruiming en niet voor de ingebruikneming. De laatste dient vrij
willig plaats te vinden, zodat de ingebruiknemer ook geen beroeps-
recht nodig heeft. Wil hij de hem toegedachte kavel niet in voor
lopig gebruik aanvaarden, dan kan hij om die reden weigeren zijn
ingebrachte perceel te verlaten. Via het verzoek van de plaatselijke
commissie om een rechterlijk bevel tot ontruiming komt dan van
zelf zijn bezwaar tegen de hem toegedachte kavel aan de orde. Aan
een beroepsrecht van alle belanghebbenden bestaat dan in strikte
zin geen behoefte, al komt de voorgestelde procedure wel ongeveer
op hetzelfde neer: iedere belanghebbende kan door van zijn kant
ontruiming te weigeren een rechterlijke uitspraak uitlokken, ter
wijl hij tot een voorlopige ingebruikneming nimmer kan worden
gedwongen. Het bedoelde verzoek zou volgens de gewone procedure
der voluntaire jurisdictie moeten worden behandeld door de ruil
verkavelingskamer of de president van die kamer en wel bij voor
rang boven andere zaken en zonder mogelijkheid van hoger beroep.
Tot een goed begrip moge hier bevestigd worden, dat de Werk
groep de werkelijk tijdelijke ingebruikgeving zonder verdere vorm
van proces wil laten voortbestaan. Zij dient slechts voor compen
satie van degenen die hun grond wegens de uitvoering der werken
tijdelijk niet kunnen gebruiken, heeft geen verdere consequenties
voor de toedeling en vraagt dus ook geen rechterlijke inmenging.
j. Beroep tegen belasting met onderhoud van openbare
waterlopen
In 4 onder d van Hoofdstuk III is uiteengezet, dat de Werk
groep de oplegging van een onderhoudsplicht aan particulieren in
het kader van de ruilverkaveling minder juist vindt en dat het
beter is het onderhoud ook van openbare waterlopen steeds aan
openbare lichamen toe te wijzen, die dan zelf voor oplegging aan
particulieren kunnen zorgen, indien hun reglementen dit toelaten.
Op die manier blijft de gewone waterstaatsrechtelijke procedure
onverlet, zodat dus ook geen regeling van het onderhavige beroep in de
Ruilverkavelingswet noodzakelijk zou zijn.
Slechts wanneer men art. 16 lid 2 in dit opzicht ongewijzigd zou
laten, ware een dergelijke regeling noodzakelijk. De moeilijkheid is
echter, dat een speciale beroepsmogelijkheid thans geen zin heeft,
omdat het plan van toedeling op het moment van het toewijzings-
besluit meestal nog niet vaststaat, zodat de toekomstige eigenaren
nog niet in beroep kunnen gaan. Wel kunnen zij later op deze grond
reclameren tegen hun toedeling, maar in wezen raakt het bezwaar
tegen de onderhoudsplicht de toedeling niet, terwijl de rechtbank
ook niet de geëigende instantie is om over het toewijzingsbeleid te
oordelen. Dit laatste bezwaar geldt trouwens ook voor de lijst der
geldelijke regelingen, nog afgezien van de geringe kans om hiervoor
een schadevergoeding te ontvangen.
Als echter conform het voorstel van de Werkgroep het plan van