vorming door stemming en dit beginsel stavende met tal van zeer
klemmende argumenten, pleit de Werkgroep in Hoofdstuk IV,
3 voor een verder gaande democratisering van de besluitvorming.
Zij zoekt die in een verbeterde regeling van het stemrecht, waarbij
dit enerzijds zal worden toegekend aan de pachters en anderzijds
ontnomen aan de eigenaren van kleine percelen, zodat de werkelijk
belanghebbenden en ook alleen deze aan de besluitvorming kunnen
deelnemen. Geen overeenstemming heeft zij kunnen bereiken over
een eventuele afschaffing van de regel, dat wegblijvers geacht
worden voorgestemd te hebben. Hetzelfde geldt voor het in Hoofd
stuk II, 4 geopperde denkbeeld de leden van de plaatselijke
commissie bij verkiezing door de stemgerechtigden te doen aan
wijzen.
Een zesde algemeen gezichtspunt, van waaruit men de inhoud
van het rapport kan beschouwen, is de nagestreefde vereenvoudiging
van de administratieve afwikkeling der ruilverkaveling. Deze betreft
uiteraard niet zozeer de voorbereidings- als wel de uitvoeringsfase.
Van vereenvoudiging is o.m. sprake in de voorstellen omtrent de
vaststelling van de rechten (lijst van rechthebbenden en pacht-
registratie), de toedeling van pachtrechten (synchronisatie), de
akte van toedeling (het doen vervallen van de notariële akte), het
opmaken van de nieuwe pacht- en wijzigingscontracten (vernieu
wing en vastlegging van in principe alle pachtcontracten door de
plaatselijke commissie) en de bepaling van het nut (niet nood
zakelijkerwijs door schatters). Men zie omtrent dit alles Hoofdstuk
V, i, 3 onder b, f en j, en 2 onder c.
Tenslotte is in de voorstellen van de Werkgroep dan nog bij
herhaling sprake van een betere afstemming van de wet op de bestaande
praktijk. Het is niet wel doenlijk hier een uitputtende opsomming
te geven, daar het onderhavige doel dikwijls ook op de achtergrond
een rol heeft gespeeld. Zeer duidelijk komt de poging tot aanpassing
aan in de praktijk bestaande tendenties echter tot uiting o.m. in de
voorgestelde wettelijke regeling van de voorbereidingscommissie
(Hoofdstuk II, 3), de geldelijke regeling van de toewijzing aan
openbare lichamen (Hoofdstuk III, 3 onder e), de voorbereidings
procedure (Hoofdstuk IV, §1), de vestiging van zakelijke rechten
(Hoofdstuk V, 3 onder c), de overgang van hypotheken (idem,
3 onder i), de mogelijkheid tot betaling van de voorfinanciering
d.m.v. de ruilverkavelingsrente (idem, 4 onder c), de vroegtijdige
inschakeling der ruilverkavelingsinstanties bij een vrijwillige
ruilverkaveling (Hoofdstuk VII, 2 onder a), de zakelijke werking
van de ruilverkavelingsovereenkomst (idem, onder d) en de contact
commissie bij vrijwillige ruilverkaveling (idem, onder e).
Ofschoon ook nog andere dan de bovengenoemde beginselen aan
het rapport ten grondslag liggen, menen wij hiermee in deze
inleiding te kunnen volstaan, temeer daar lang niet alle voorstellen
zich onder een algemene noemer laten brengen.
272