397
verkavelingsverband. Aangenomen wordt daarbij dat de ont
grondingsvergunning zou zijn verleend;
8. andere voorzieningen, waarvoor geen gedwongen grondafstand
nodig is.
12. De Werkgroep stelt voor de grondafstand voor niet-agrari-
sche doeleinden zonder inbreng te binden aan een algemeen maximum
van io% van de oppervlakte van het blok. Het gaat hierbij om
de toewijzing aan openbare lichamen (art. 13), waarvoor het bij
zondere maximum van 5% dan kan vervallen, en om de aftrek
voor wegen en waterlopen.
13. In afwachting van een definitieve regeling voor Rijks- en
provinciale werken kan voor toewijzing voor deze doeleinden met
een tijdelijke overgangsregeling worden volstaan. Voor het overige
zou een nieuwe Ruilverkavelingswet de eis van een goedgekeurd
bestemmingsplan als grondslag voor de toewijzing aan openbare
lichamen moeten inhouden.
14. De meerderheid van de Werkgroep wil de toewijzings
mogelijkheid voorts beperken tot de bestemmingen van verkeer,
waterstaat, recreatie, natuur- en landschapsbescherming, althans
de (aaneengesloten) bebouwing als bestemming van art. 13-kavels
uitsluiten. De minderheid acht deze nadere beperking overbodig.
15. De wettelijke eis van het zo nauwkeurig mogelijk aangeven
van de toe te wijzen gronden op de kaart dient te worden gehandhaafd.
De wet behoort tevens een regeling in te houden voor het geval
van eerdere aankoop van deze gronden door het openbaar
lichaam.
16. Art. 12 zou moeten bepalen, dat de afstand van toe
delingsrechten tegen algehele vergoeding in geld slechts tegen derden
werkt, indien een desbetreffende schriftelijke overeenkomst tussen
eigenaar en plaatselijke commissie wordt overgeschreven in de
openbare registers, zodat daarvan tevens aantekening in de ka
dastrale legger kan geschieden.
17. Wat de geldelijke regeling van de toewijzing betreft, stelt
de Werkgroep allereerst voor het beginsel van de volledige ont
eigeningsvergoeding in art. 13 neer te leggen.
De wet dient verder een volledige regeling in te houden voor niet
door de ruilverkaveling opgeheven schaden waarover art. 13 thans
niet spreekt, en waarvan vergoeding aan de gelaedeerden redelijk is.
Slechts de vergoedingen voor de agrarische verkeerswaarde en
voor bedrijfsschaden als gevolg van de toegepaste korting behoren
over alle eigenaren van het blok verdeeld te worden en wel naar
rato van ieders inbreng (en niet naar de mate van het nut, zoals
art. 13 lid 3 thans bepaalt). In geval van compensatie voor de
algemene aftrek is zowel een regeling denkbaar, waarbij de ver
goeding niettemin aan de eigenaar wordt uitgekeerd, als één waarbij
zij in mindering komt van de totale ruilverkavelingskosten.
De waardebepaling dient te geschieden naar het tijdstip van ter-
visielegging van het plan van toedeling ofindien dit eerder valt