39§ dat van de voorlopige inbezitneming door het openbaar lichaam, althans volgens de meerderheid van de Werkgroep. Het openbaar lichaam zou de hoofdsom uiterlijk bij de eigen domsovergang moeten voldoen, doch de vergoeding van de tijdelijke schaden zou per jaar moeten geschieden tot aan het moment van die overgang. 18. De Werkgroep wenst het huidige voorlopige plan van wegen en waterlopen te vervangen door een reeds vóór de stemming definitief vastgesteld plan waarin de planologische grondslagen op een ook voor G.S. bindende wijze worden vastgelegd, terwijl dan de uitvoering zou moeten geschieden op grond van jaarlijks op te stellen programma's. De vaststelling zou moeten plaats vinden door G.S. op voorstel van de C.C.C., gehoord de P.C.C. Wijzigingsvoorstellen zouden alleen moeten kunnen worden ge daan door de plaatselijke commissie onder goedkeuring van de P.C.C., terwijl G.S. slechts het besluit tot wijziging behoren te nemen. Wijzigingsgronden zouden krachtens de wet uitsluitend moeten zijn: een noodzakelijkheid in verband met de uitvoering van openbare werken buiten ruilverkavelingsverband èn een noodza kelijkheid in verband met de uitvoering van de ruilverkaveling zelf. 19. De jaarlijkse uitvoeringsprogramma s waarin de technische details van de uit te voeren werken worden neergelegd, behoren volgens de grootst mogelijke meerderheid van de Werkgroep te worden vastgesteld door de P.C.C. en toegezonden aan de C.C.C., die dan gedurende een korte termijn gelegenheid moet hebben tot het maken van bezwaar. 20. In de plaats van de huidige algemene aftrek voor wegen en waterlopen zonder vergoeding dient een nieuwe wettelijke re geling te komen, waarbij de agrarische verkeerswaarde van de afgestane grond aan de eigenaren wordt vergoed. Deze vergoeding zou zoveel mogelijk ten laste van Rijk en lagere openbare lichamen moeten komen en voor een eventueel resterend deel ten laste van het blok. 21. De Werkgroep stelt een zodanige wijziging van art. 16 leden 1-3 voor, dat enerzijds de eigendom van openbare wegen en water lopen ook aan andere particulieren dan de in lid 3 bedoelde rechts personen kan worden toegewezen en dat anderzijds beheer en onderhoud ook van openbare waterlopen en kaden uitsluitend kunnen worden toegewezen aan openbare lichamen. In afwijking van art. 79 lid 2 dient de voorbereiding van het toewijzingsbesluit te geschieden door Gedeputeerde Staten als vast stellende instantie zelf en niet langer op voorstel van centrale en plaatselijke commissie. Wel zou G.S. verplicht moeten zijn de plaatselijke commissie over het toewij zingsbesluit te horen. Opneming in de wet van een uitdrukkelijke verplichting omtrent het tijdig nemen van het toewij zingsbesluit lijkt wenselijk. Daarbij ware onderscheid te maken tussen de toewijzing van eigendom enerzijds en die van beheer en onderhoud anderzijds. Voor het

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 138