399
wil doen plaats vinden, is genomen, zou de wet moeten bepalen,
dat de eigendom van de wegen en waterlopen in deze akte aan de
provincie wordt toegedeeld. Het besluit tot toewijzing van beheer
en onderhoud zou vóór het gereedkomen van de werken moeten
worden genomen, desgewenst bij gedeelten, wederom met de sanctie
dat de provincie bij niet tijdig afkomen van het besluit zolang met
beheer en onderhoud wordt belast.
22. De Werkgroep acht een duidelijke standpuntbepaling van
de wetgever omtrent het tijdstip van eigendomsovergang van wegen
en waterlopen noodzakelijk. Zelf geeft zij de voorkeur aan een over
gang bij de overschrijving van de akte van toedeling.
23. De Werkgroep stelt voor tot de datum van goedkeuring
het tijdelijk beheer en onderhoud van nieuwe wegen en waterlopen
te doen berusten bij de plaatselijke commissie. Hetzelfde zou,
maar dan gerekend van het in uitvoering nemen van de werken af,
moeten gelden voor de bestaande te verbeteren wegen en water
lopen. Dit alles behoort echter te gelden onverminderd het be
paalde in art. 54 lid 2 (mogelijkheid van uitvoering door de toe
komstige beheerder), in welk geval ook het tijdelijk beheer alvast
aan deze ware op te dragen of over te laten.
24. De wet zou moeten bepalen dat de werken na gereed
koming door de plaatselijke commissie worden goedgekeurd. Tegen
deze goedkeuring moet dan de beheerder binnen een bepaalde
termijn (bijv. een maand) in beroep kunnen komen en wel bij de
voorgestelde ruilverkavelingskamer, die de goedkeuring moet
kunnen vernietigen.
25. Het tijdstip van de overdracht der werken aan de beheer
ders (art. 80) moet in verband met de voorgestelde wijzigingen
worden veranderd in: het tijdstip der goedkeuring of anders de
datum van het toewijzingsbesluit of van een afwijzende beslissing
op een eventueel beroep daartegen. Over de al of niet opschortende
werking van het beroep kan men verschillend denken.
26. Volgens de Werkgroep moeten wegen, die in de ruil
verkaveling nieuw worden aangelegd, van rechtswege openbaar
zijn van het ogenblik af dat zij feitelijk voor het openbaar verkeer
worden opengesteld.
Bestaande openbare wegen, die volgens het plan van wegen en
waterlopen komen te vervallen, zouden bij besluit van de plaat
selijke commissie aan de openbaarheid moeten worden onttrokken
en niet meer van rechtswege.
27. De wettelijke basis van het landschapsplan dient volgens
de Werkgroep in die zin te worden verbreed, dat ook de mogelijkheid
van vaststelling en uitvoering ervan voor gronden buiten de wegen
en waterlopen wordt verzekerd, waarbij dan een uitdrukkelijke
wetsbepaling nodig ware omtrent de vergoeding voor tegen de wil
der eigenaren aangebrachte kavelbeplantingen. Daarnaast zal
waarschijnlijk behoefte bestaan aan een afzonderlijk recreatieplan.
28. Het landschapsplan zou vóór de stemming in principe