rechtsgevolg van deze beperking voor niet-geregistreerde pacht moet zijn. De meerderheid voelt voor opneming in de wet van een bepaling, krachtens welke met niet-geregistreerde pachtovereen komsten weliswaar bij de toedeling geen rekening mag worden gehouden, doch deze wel hun geldigheid behouden ook na over schrijving van de akte van toedeling. Volgens één lid moeten in de ruilverkaveling niet-geregistreerde pachtovereenkomsten teniet gaan. Zeer wel kan overwogen worden de pacht weer op de lijst van rechthebbenden (c.q. de daarvoor in de plaats komende registers) te doen opnemen. 49. Art. 57 moet expliciet voorschrijven dat de ruilwaarde dient te worden bepaald. Het verdient aanbeveling in de wet met zoveel woorden te bepalen dat de agrarische ruilwaardeom die waarde blijft het namelijk gaanals grondslag voor de toedeling wordt vastgesteld met inachtneming van de factoren, die deze waarde beinvloeden. In de Memorie van Toelichting ware nader te vermelden, welke factoren wel en welke niet de ruilwaarde be palen. T.a.v. objectieve factoren, die door de ruilverkaveling worden beinvloed, dient aan het proces-verbaal te worden over gelaten op welke wijze daarmede rekening wordt gehouden. De wet zal opnieuw niet behoren aan te geven, welk schattings systeem bij de bepaling van de agrarische ruilwaarde moet worden gevolgd. 50. In de wet behoort te worden uitgedrukt dat de verrekeningswaarden niet gelijk aan de ruilwaarde behoeven te zijn, maar hoogstens door vermenigvuldiging met een voor het gehele blok gelijke factor daaruit kunnen worden bepaald. De wet zou verder moeten aangeven dat, inzoverre verrekeningswaarden met de toedeling samenhangen, zij gelijktijdig met het plan van toe deling worden vastgesteld. In principe dienen alle verrekenposten, voortvloeiende uit het plan van toedeling, tezamen met dat plan ter visie te worden gelegd en vastgesteld. Andere verrekenposten kunnen later nog ter visie worden gelegd in de lijst der geldelijke regelingen, na te zijn opgenomen bij wat thans de tweede schatting heet. 51. Wat de vaststelling van het nut betreft, zou men uit drukkelijk in de wet moeten bepalen, dat bij de eerste schatting afzonderlijk moeten worden gekwalificeerd (bijv. door een indeling in goed, matig of slecht) of gekwantificeerd objectieve factoren, die voor de kostenomslag van belang zijn, inzoverre deze later niet meer kunnen worden vastgesteld. Deze kwalitatieve en kwantita tieve schattingsgegevens moeten bovendien ter visie worden gelegd, zodat men daartegen reeds bij de eerste schatting kan reclameren. Over de subjectieve factoren behoeft de wet, ook in verband met de kostenomslag, geen nadere bepalingen in te houden. De wet zou in de eerste plaats de plaatselijke commissie moeten aanwijzen om het nut van elke eigenaar te bepalen. Desgewenst moet deze daarvoor ook schatters kunnen aanwijzen, doch dit 404

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 144