409 ernstige vertraging zou dreigen voor te doen, in plaats daarvan een aanvullende beroepsmogelijkheid in de Ruilverkavelingswet zelf te creëren en wel op de ruilverkavelingsrechter. De minderheid zou liever het beroep uit de Wet B.A.B. zonder meer willen uit sluiten. 69. De Werkgroep wenst de beroepsmogelijkheden zoals die ingevolge de huidige Ruilverkavelingswet bestaan, ongewijzigd te handhaven, voorzover zij althans in het navolgende geen voor stellen doet. Dit geldt speciaal voor het beroep op de rechter. In het algemeen ware ook het beroep op de Kroon te handhaven, met uitzondering van dat ex art. 33. Ook de mogelijkheid tot het indienen van bezwaren, hetzij bij G.S., hetzij bij de plaatselijke commissie, zou moeten worden gehandhaafd. Overigens verdient het aanbeveling aan de wettelijke omschrij ving van de termijn waarbinnen bezwaren moeten zijn ingediend, het woord „uiterlijk" te doen voorafgaan. 70. De thans bestaande onzekerheid omtrent de vraag, aan wie het beroep tegen de toewijzing aan openbare lichamen toekomt, dient te worden weggenomen. Wil men dit beroep doen toekomen aan alle belanghebbenden die bezwaren hebben ingediend, dan moet men de redactie van art. 45 lid 1 geheel op art. 36 lid 1 doen aan sluiten. Zou een goedgekeurd bestemmingsplan vereist zijn als basis voor de toewijzing, zoals de Werkgroep voorstelt, dan zou het beroep op de Kroon kunnen worden gemist en zou volstaan kunnen worden met de in art. 36 geregelde mogelijkheid tot het indienen van be zwaren bij G.S. 71. De Werkgroep acht in het algemeen uitbreiding van het beroep tegen het plan van wegen en waterlopen tot particuliere be langhebbenden niet wenselijk, doch is verdeeld m.b.t. het geval van onttrekking van wegen aan de openbaarheid. 72. Tegen het besluit tot ruilverkaveling zou voor stemgerech tigde eigenaren en pachters een beroep op nietigheid bij de ruil verkavelingsrechter moeten openstaan en wel gedurende een korte wettelijke termijn na de stemming. De vordering zou moeten worden ontzegd, indien de onregelmatigheid niet van dien aard was, dat de ruilverkaveling zonder haar zou zijn afgestemd. De bewijslast ware gewoon naar billijkheid te verdelen. 73. Een (marginaal) beroep tegen het proces-verbaal van schat tingen lijkt niet wenselijk. Wel ware te denken aan een wettelijk voorschrift, dat de processen-verbaal een billijkheidsclausule moeten bevatten. Een dergelijke clausule geeft de schatters de bevoegdheid om van de gegeven instructies af te wijken, wanneer strenge toe passing zou leiden tot onbillijkheden. 74. Een te hoge schattingswaarde van toegedeelde grond kan nog het beste worden gecorrigeerd door een formele overbedeling zonder verrekening, althans in geval van evidente onbillijkheid. Hiervoor (en ook voor andere in aanmerking komende gevallen) zou de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 149