zieningen als bedoeld in art. 34 lid 2 moeten worden voorgelegd. Uiteindelijk zal de C.C.C., gehoord de P.C.C., de gehele overeen komst, met inbegrip van het plan van voorzieningen, moeten goedkeuren. Dit plan moet echter, vergezeld van een concept overeenkomst, reeds vóór de ondertekening van de overeenkomst bij de C.C.C. kunnen worden ingediend ter verkrijging van de principiële goedkeuring en een principe-uitspraak omtrent de te verlenen rijksbijdrage. De C.C.C. zal tenslotte op korte termijn over de goedkeuring van de getekende overeenkomst kunnen beslissen. Aan een ministeriële goedkeuring lijkt bij deze opzet geen behoefte meer te bestaan. Een en ander dient in de wet te worden geregeld. 81. De Werkgroep heeft geen overeenstemming kunnen be reiken over de wenselijkheid van een wettelijke regeling, waarbij oplegging van een ruilverkavelingsovereenkomst aan een klein per centage onwilligen (bijv. 5%) mogelijk zou worden gemaakt. 82. De Werkgroep bepleit opneming in de wet van een eis van mede-ondertekening van de ruilverkavelingsovereenkomst door de pachters, wier voorkeursrecht dan zou kunnen vervallen. Aan een regeling van de pacht kan binnen het kader van de ruilverkave lingsovereenkomst namelijk evenzeer behoefte bestaan als bij een wettelijke ruilverkaveling. 83. De Werkgroep wenst dat de wet uitdrukkelijk zakelijke werking van de ruilverkavelingsovereenkomst verbindt aan de overschrijving in de openbare registers. In de kadastrale legger zouden, naast de aantekeningen welke percelen in de ruilverkave lingsovereenkomst zijn opgenomen, ook moeten worden vermeld de daarvoor in de plaats tredende kavels. 84. Te overwegen ware een wettelijke regeling van de wijze van instelling en van de bevoegdheden van de zgn. contactcommissie. Hierbij zou het om de meest essentiële regelen moeten gaan. 85. Een beperkte wettelijke regeling van de financiële aspecten van de ruilverkavelingsovereenkomst ware in overweging te nemen. Zo zouden bepalingen omtrent een verdeelsleutel kunnen worden opgenomen, terwijl een beroep op de speciale ruilverkavelings kamer te preferen zou zijn boven beroep op de C.C.C. Wenselijk lijkt tenslotte de betrokken wetsartikelen over de kosten voortaan door de wet zelf rechtstreeks van overeenkomstige toepassing te doen verklaren op de ruilverkavelingsovereenkomst. Zo nodig zou men de uitsluiting van de toepasselijkheid van de artt. 115, 116, 118 en 120 t/m 128 bij wijze van uitzondering in een daarvoor in aanmerking komende overeenkomst kunnen doen opnemen als voorwaarde voor de goedkeuring. 4ii

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 151