HOOFDSTUK II. De Ruilverkavelingsorganen i. De Centrale Cultuurtechnische Commissie C.C.C a. Reden van bestaan De Centrale Cultuurtechnische Commissie is in zekere zin de pendant van de Rijksplanologische Commissie in de verhouding tussen ruilverkaveling en ruimtelijke ordening. Zij is echter ook meer dan dat, nl. niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats overleg en adviesorgaan, doch ook blijkens art. 3 lid 1 van de Ruü- verkavelingswet (Rw.) primair uitvoerend orgaan. Aldaar wordt zij immers belast met ,,de algemene leiding in ruilverkavelings zaken", terwijl uit de hele wet verder blijkt, dat aan haar de belangrijkste beslissingen, die van Rijkswege t.a.v. deze zaken moeten worden genomen, zijn overgelaten. Een zeer wezenlijk verschil dus met de Rijksplanologische Commissie die, blijkens art. 51 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (W.R.O.), uitsluitend dient voor overleg en advies. De vraag is gesteld, of desondanks de wel eens met name van de zijde der Contact-commissie voor Natuur- en Landschapsbescherming gehoorde gedachte, dat de Rijksplanologische Commissie voor de bepaling van de hoofdlijnen van het ruilverkavelingsbeleid de plaats van de C.C.C. zou moeten innemen, aanvaardbaar is. Met verwijzing naar Hoofdstuk III voor wat het aangeven van de essentiële verschillen tussen ruilverkaveling en ruimtelijke ordening betreft, moet reeds hier worden gewezen op een wel zeer belangrijk verschil in de wijze van uitvoering. De uitvoering van de ruimtelijke ordening geschiedt in beginsel op gemeentelijk niveau op basis van bestemmingsplannen, waarvan de inhoud al dan niet op aanwijzing van Gedeputeerde Staten en/of de Minister is vast gesteld (Artt. 37-41 W.R.O.). De uitvoering van de ruilverkaveling geschiedt daarentegen door een plaatselijke commissie (art. 51 Rw.), die blijkens het K.B. van 18 okt. 1966, De P. 1966, no. 2671 - geen provinciaal, gemeentelijk, waterschaps- of p.b.o. orgaan, doch een administratief orgaan van de centrale overheid t) is. Voor haar voornaamste handelingen, waaronder het opmaken van de lijst van rechthebbenden, de schattingsuitkomsten, het plan van toe deling en de lijst der geldelijke regelingen, behoeft zij bovendien de goedkeuring van de C.C.C. (artt. 58, 84 en 101 Rw.), die zeker een Rijksorgaan is. Ook wat de voorbereiding van de ruilverkaveling betreft, is er een groot verschil met de ruimtelijke ordening. Geschiedt de voor bereiding van de plannen van ruimtelijke ordening in beginsel op gemeentelijk, provinciaal of Rijksniveau, al naar gelang hun aard 1) De toevoeging „voorzover het de Wet beroep administratieve beschik kingen betreft" heeft in het onderhavige verband geen betekenis.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 15