Juister zou daarom de benaming Centrale Ruilverkavelings commissie zijn, terwijl verder sprake zou kunnen zijn van een provinciale en een plaatselijke ruilverkavelingscommissie. De moeilijkheid is echter, wat de centrale commissie betreft, dat zij blijkens art. 3 lid 2 Rw. ook adviserende bevoegdheid heeft in andere met de ruilverkaveling verwante aangelegenheden. En blijkens art. 1 van de daargenoemde algemene maatregel van bestuur zijn dat cultuurtechnische aangelegenheden. Gemakshalve blijft de Werkgroep daarom de gebruikelijke benamingen hanteren. c. Bijstand Enigszins met het voorgaande samen hangt de vraag, welke diensten door de wet moeten worden aangewezen voor het verlenen van bijstand aan de C.C.C. Momenteel is in art. 3 uitsluitend de Cultuurtechnische Dienst van het Ministerie van Landbouw en Visserij als zodanig aangewezen. Het lijkt juist dat deze haar belangrijke plaats behoudt. Aan de andere kant is het opvallend, dat hier geen melding wordt gemaakt van de Ruilverkavelingsdienst van het Kadaster. Thans staat alleen in art. 51 van de wet, dat de plaatselijke commis sie wordt bijgestaan door een landmeter van het kadaster. Ook daar zou het juister zijn te spreken van bijstand door de beide diensten. Het is moeilijk te zeggen en ook niet de bedoeling na te gaan, welke van die twee de belangrijkste rol speelt bij de uitvoering der wet. Nu zou men kunnen stellen, dat de taak van de Kadastrale Ruilverkavelingsdienst zich in sterke mate toespitst op de uitvoering van de ruilverkaveling, zodat het beter ware deze dienst uitsluitend in art. 51 te vermelden. Daar staat echter tegenover, dat enerzijds laatstgenoemde dienst hoe langer hoe meer ook een rol van bete kenis gaat spelen bij de voorbereiding, zeker wanneer de in Hoofd stuk V, 3 onder d uitgewerkte voorstellen van de Werkgroep wet zouden worden, terwijl anderzijds de C.D. toch ook bijstand verleent aan de plaatselijke commissie. Wellicht ware het daarom het beste beide diensten als bijstand verlenende instanties te ver melden zowel bij de C.C.C. als bij de plaatselijke commissie, terwijl voor eventueel in te stellen provinciale cultuurtechnische commis sies dan hetzelfde zou moeten gelden. In ieder geval zal het, ook om praktische redenen, nodig zijn de Kadastrale Ruilverkavelingsdienst ergens in de wet een plaats te geven, zodat zij ook naar buiten als zodanig meer formele erkenning kan vinden. 2. Een Provinciale Cultuurtechnische Commissie (P.C.C.) Zeer opmerkelijk is, dat de wet tot heden op het provinciale niveau, anders dan op het landelijke en plaatselijke, geen officieel ruilverkavelingsorgaan kent. Er is dus op dit niveau ook geen pendant van de Provinciale Planologische Commissie (P.P.C.) en 277

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 17