284
gelegen, dat personeelsmutaties minder voorkomen, waardoor op
een enigszins permanent, gespecialiseerd college kan worden
gerekend. Toch zal deze oplossing voor de ruilverkaveling wel te
duur en te zwaar worden gevonden en de Werkgroep geeft dan ook
de voorkeur aan combinatie met de onteigeningsrechtspraak.
Wat de ruilverkaveling betreft, denkt de Werkgroep aan een
zo ruim mogelijke opdracht van ruilverkavelingszaken aan de
betrokken kamer. In de eerste plaats zouden dat zijn alle zaken
betreffende de bekende vier hoofdonderdelen van de administra
tieve uitvoering: lijst van rechthebbenden, uitkomsten van de
schattingen, plan van toedeling en lijst der geldelijke regelingen.
Eén van de voordelen van onderbrenging bij de gewone rechter
zou immers zijn, dat ook de vaststelling van de rechten aan de
ruilverkavelingskamer kan worden opgedragen. Dit is overigens
belangrijker uit principieel dan uit praktisch oogpunt, omdat
geschillen over de rechten dankzij het kadaster relatief
weinig voorkomen. Voor de praktijk is veel essentiëler de samen
hang tussen schattingen, toedeling en geldelijke regelingen, waarvan
de vaststelling zo mogelijk toch wel in één hand moet blijven.
Naast deze hoofdonderdelen kunnen ook meer incidentele zaken
aan de ruilverkavelingskamer worden toevertrouwd, zoals beslis
singen op een beroep tegen het ruilverkavelingsbesluit (zie Hoofd
stuk VI, 2 onder d), terzake van de uitvoering van werken (idem,
onder g), tegen de zgn. voorlopige ingebruikgeving (idem, onder i)
en zelfs tegen de goedkeuring van nieuwe werken (Hoofdstuk
III, 4 onder e).
Ook dit is weer een hijkomend voordeel van een speciale ruil-
verkavelingsrechter, dat deze beter in elk stadium van de ruil
verkaveling ook in kort geding geadiëerd kan worden om
snel een uitspraak te doen, waarvan de verdere voortgang der
procedure afhankelijk is. Niet alleen de belanghebbenden, doch
ook de uitvoerende instanties kunnen hiervan profijt hebben.
Verder zal de rechter-commissaris met zijn bemiddelende rol in
ruilverkavelingszaken kunnen verdwijnen. Uit een oogpunt van
rechtsbescherming is deze rol nogal van onzekere betekenis, omdat
aan de ene kant de rechter-commissaris geen enkele beslissende
bevoegdheid heeft en aan de andere kant veel serieuze reclamanten
ervan kunnen worden weerhouden zich nog tot de rechtbank te
wenden. Dit komt mede, doordat de enige bevoegdheid die de
rechter-commissaris wel heeft, nl. die tot vaststelling van de
kavelindeling (art. 88 lid 6), juist een grote belemmering is gebleken
voor een goede rechtspraak. Als de rechter-commissaris bij die
vaststelling geen mogelijkheden voor een wijziging t.b.v. reclamant
wil openhouden, heeft een beroep op de rechtbank weinig zin meer.
De Werkgroep ziet ook geen heil in een uitbreiding van de bevoegd
heden van de rechter-commissaris en in een benoeming door de
rechtbank van twee deskundigen om hem in een drieledige taak
van begeleiding, verzoening en instructie bij te staan, zoals is