HOOFDSTUK III.
De verhouding tussen ruilverkaveling
en ruimtelijke ordening
i. Overeenkomst en verschil
Tussen ruilverkaveling en ruimtelijke ordening bestaan zowel in
formeel als in materieel opzicht punten van overeenkomst en
verschil. Als materieel punt van overeenkomst kan men noemen het
feit dat het bij beide gaat om de behartiging van algemene belangen
m.b.t. de grond. En formeel is er overeenkomst, waar ruilverkaveling
en ruimtelijke ordening beide vaak neerkomen op een ruimtelijke
herindeling van de grond. Dat zijn dus belangrijke punten van
overeenstemming, die een goed onderscheid tussen deze twee
overheidsactiviteiten des te meer noodzakelijk maken. En daartoe
moet men weer de verschillen in het oog houden.
Het materiële verschil bestaat hierin, dat ruimtelijke ordening
primair is de behartiging van alle algemene belangen, die bij de
grond betrokken zijn, terwijl het bij ruilverkaveling primair gaat om
de verzorging van bepaalde algemene belangen, nl. die welke
door ruilverkaveling gediend kunnen worden. Enerzijds is dus
ruimtelijke ordening meer dan ruilverkaveling, omdat het daarbij
om alle en niet slechts om bepaalde algemene belangen gaat.
Anderzijds is ruilverkaveling meer dan ruimtelijke ordening, omdat
daarbij van een nadere verzorging van belangen sprake is. In dit
opzicht is er een duidelijke overeenstemming tussen ruilverkaveling
en bijv. monumentenzorg (ingevolge de Monumentenwet), natuur
bescherming (ingevolge de Natuurbeschermingswet), bosbescher
ming (ingevolge de Boswet). Al deze deelbelangen hebben aan de
algemene Wet op de Ruimtelijke Ordening niet genoeg, zij behoeven
daarnaast een speciale wet, die hun verzorging nader regelt.
Dit komt ook tot uiting in de middelen die door de verschillende
wetten worden gehanteerd. En hier heeft men dan een formeel
verschil tussen ruilverkaveling en ruimtelijke ordening. De Wet op
de Ruimtelijke Ordening gaat niet zo ver, dat zij zich met de
nadere verzorging van bepaalde belangen inlaat. Zij gaat niet
verder dan mogelijk te maken, dat bindende bestemmingen voor
de verschillende belangen aan de grond worden gegeven (via een
bestemmingsplan). Het bindende karakter van die bestemmingen
komt bijna uitsluitend op negatieve -wijze tot uiting, nl. door
verbodsbepalingen t.a.v. alle handelingen die met de bestemmingen
in strijd zijn. Vandaar de vereisten van de bouwvergunning
(Woningwet) en de aanlegvergunning (W.R.O.). Buiten deze
administratiefrechtelijke sancties kent de W.R.O. alleen nog
strafsancties. Weliswaar kunnen naast bestemmingsvoorschriften
ook gebruiksvoorschriften worden gegeven, maar men neemt
algemeen aan, dat het daarbij toch alleen gaat om het weren van