292 beperkt, omdat zij een inbreuk betekenen op het evenredigheids beginsel, waarmee men niet te ver kan gaan, wil van ruilverkaveling nog sprake zijn. Zodoende kunnen niet-agrarische belangen in het kader van onze ruilverkaveling ten hoogste secundaire doeleinden zijn. Van een evenredige behartiging dezer belangen zoals de Contact-commissie voor Natuur- en Landschapsbescherming wil kan in dit kader dan ook geen sprake zijn, eenvoudig omdat die belangen niet aan de eis van een evenredige inbreng voldoen. Het zijn dus geen politieke, doch logische argumenten die zich daar tegen verzetten. De Werkgroep heeft gemeend de primaire doelstelling van de landbouwbelangen en de secundaire doelstelling van andere belangen het best tot uiting te kunnen brengen resp. in een nieuw lid 1 en lid 2 van art. 2, luidende als volgt: 1. Ruilverkaveling geschiedt uit kracht van een overeenkomst of uit kracht van de wet ter behartiging van de belangen van de landbouw; 2. Zij kan mede dienstbaar worden gemaakt aan andere belangen, met inachtneming evenwel van de bepalingen van deze wet. De beide cursiveringen in lid 2 stellen de beperkingen van de dienst baarheid aan niet-agrarische belangen duidelijk in het licht. De woorden „mede dienstbaar" duiden op het secundaire karakter van deze niet-agrarische belangenbehartiging. De toevoeging „met inachtneming evenwel van de bepalingen van deze wet" beoogt aan te geven, dat de middelen daartoe limitatief in de wet moeten worden omschreven, wil het ruilverkavelingskarakter voldoende gewaarborgd blijven. Welke zijn nu die middelen c. De middelen tot het dienen van niet-agrarische doeleinden De Werkgroep geeft hiervan de volgende, wellicht nog voor enige uitbreiding vatbare, opsomming: 1. de toewijzing aan openbare lichamen; 2. het plan van wegen en waterlopen, dat mede niet-agrarische doeleinden kan dienen; 3. het landschapsplan; 4. een eventueel recreatieplan 5. de ruil van door openbare lichamen in te brengen agrarische gronden met aan hen toe te delen niet-agrarische gronden, uiteraard tegen bijbetaling van de niet-agrarische meerwaarde; 6. de bestemming van ter beschikking gekomen gronden mede voor niet-agrarische doeleinden; 7. de winning van zand, grind en andere oppervlakte-delfstoffen, mits die in het kader van de uitvoering der overige ruilverkave-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 32