293 lingswerken past en plaats vindt tegen schadeloosstelling overeenkomstig de onteigeningsjurisprudentie; 8. andere voorzieningen, waarvoor geen gedwongen grondafstand nodig is. De middelen i, 2 en 3 worden hierna in 3, 4 en 5 nader besproken. Wellicht zou het goed zijn de limitatieve opsomming der middelen in de wet onmiddellijk op de doelomschrijving te doen volgen, met verwijzingen naar de betrokken artikelen. Ad 4. Formeel kan een eventueel recreatieplan geen deel uit maken van een landschapsplan. Te denken valt hier o.m. aan de aanleg van picknickplaatsen, toeristische rijwielpaden, ruiterpaden, zwembaden, kampeerterreinen en visplaatsen. De Werkgroep acht het daarom juister het recreatieplan afzonderlijk in de wet te noemen. Ad 5. Men moet de hier bedoelde niet-agrarische grondruil wel onderscheiden van de toewijzing aan openbare lichamen, omdat daarvoor geen grond behoeft te worden ingebracht, terwijl ze bij de ruil agrarische grond moeten inbrengen. Momenteel is zo'n ruil van agrarische tegen niet-agrarische grond nog maar in beperkte mate mogelijk. Beperkingen liggen in de artt. 9 en 14. Ingevolge deze artikelen zal de inbrenger van grond met een niet-agrarische bestemming zich als regel met succes kunnen verzetten tegen een ruil met agrarische grond, omdat men moeilijk zal kunnen zeggen, dat het niet wijzigen van de rechtstoestand van het ingebrachte perceel de totstandkoming ener doelmatige ruilverkaveling in de weg zou staan (vgl. art. 9 leden 3 en 4) en evenmin, dat het belang der ruilverkaveling zich tegen het weer toedelen van dit perceel aan hem zou verzetten (vgl. art. 14). Beide, doel en belang van de ruilverkaveling zijn immers volgens de huidige wet uitsluitend agrarisch, en dus als zodanig zelden bij een niet-agrarische grondruil betrokken. Met de door de Werkgroep voorgestelde verruiming van de wettelijke doelomschrijving zal dit automatisch veranderen, maar toch zal ook in de tekst van de artt. 9 en 14 zelf de nodige ruimte moeten worden geschapen. x) Ad 6. Het gaat hier hoofdzakelijk om S.B.L. gronden, die oorspronkelijk vooral voor bedrijfsvergroting bedoeld waren, doch die tegenwoordig eerder bestemd worden voor doeleinden als landschapsplan, recreatie, boerderij verplaatsing, voorkoming van desanering (door het geven van compensatie voor algemene af trekken) en besparingen op cultuurtechnische werken (door over- bedeling i.p.v. werk). 9 Opgemerkt wordt nog, dat twee leden van de Werkgroep een aparte regeling van de niet-agrarische grondruil niet nodig vinden. Volgens hen zou bij toewijzing van kavels ex art. 13 het openbaar lichaam verplicht moeten zijn allereerst zijn eigen kavels hiervoor in te leveren. De meerderheid acht een dergelijke inleveringsplicht echter in strijd met de toewijzings gedachte, tenzij het openbaar lichaam de art. 13-kavel zelf na aankoop inbrengt (zie over dat speciale geval hierna 3 onder c). Zij ziet in de ruil wel degelijk een apart middel tot het dienen van niet-agrarische doeleinden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 33