294 Ad 7. De ruilverkaveling Maarsseveense Plassen is een voorbeeld van grootscheepse zandwinning in ruilverkavelingsverband. Echter ook op kleinere schaal kan een winning van zand, grind of andere oppervlaktedelfstoffen plaats vinden. De Werkgroep wil enerzijds deze mogelijkheid uitdrukkelijk als middel tot het dienen van niet- agrarische doeleinden in de wet vermelden, doch anderzijds als beperking stellen, dat de winning moet passen in het kader van de uitvoering der overige ruilverkavelingswerken en dat schadeloos stelling van de eigenaar moet plaats vinden overeenkomstig de onteigeningsjurisprudentie. Die jurisprudentie negeert terecht de omstandigheid dat de eigenaar geen vergunning tot de winning zou hebben verkregen, omdat het zichzelf verlenen en exploiteren van zo'n vergunning anders zou neerkomen op misbruik van overheidsbevoegdheid. Anderzijds valt het voordeel van de kosten besparing door de uitvoering in onteigeningsverband in principe toe aan de overheid, omdat het onteigeningswerk als zodanig geen invloed mag hebben op de waarde van het onteigende. De Hoge Raad stelt de onteigeningsvergoeding vast, alsof i.p.v. onteigening verkoop voor particuliere exploitatie aan een economisch hande lende koper had plaats gehad. Zo zal men ook in geval van ruil verkaveling de vergoeding voor zand e.d. moeten vaststellen, als ware er sprake geweest van verkoop voor particuliere exploitatie buiten ruilverkavelingsverband. Feitelijk zal de te vergoeden verkoopwaarde van het zand dikwijls gering of nihil zijn vanwege de hoge particuliere exploitatiekosten, doch dat doet aan het principe der vergoeding niet af. d. De grondafstand voor niet-agrarische doeleinden Men moet, wat de grondafstand voor niet-agrarische doeleinden betreft, onderscheiden naar gelang de afstand al dan niet tegen inbreng van andere grond geschiedt. De afstand tegen inbreng is geheel in overeenstemming met het hoofdbeginsel van de ruil verkaveling, dat in principe slechts grond wordt toegedeeld naar evenredigheid van inbreng. Daarom behoeft principieel geen beperking te worden gesteld in de vorm van een maximum aan de beide mogelijkheden die zich te dezen aanzien voordoen: de ruil van door openbare lichamen in te brengen agrarische gronden met aan hen toe te delen niet-agrarische gronden (zie ad 5 van de hiervóór onder c opgesomde middelen) en de bestemming van ter beschikking gekomen gronden mede voor niet-agrarische doel einden (zie ad 6 van de hiervóór onder c opgesomde middelen). Hoogstens zou om praktische redenen een speciale wet kunnen worden aanbevolen voor verkavelingen, waarin meer dan bijv. 25% van het blok voor niet-agrarische doeleinden is bestemd. Zie daarover 7 van dit hoofdstuk, handelend over de verkaveling in urbane gebieden. Geheel anders is het gesteld met de afstand zonder inbreng van andere grond, die men ter onderscheiding van de toedeling tegen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 34