regeling nodig is, heeft zij toch twee mogelijkheden voor zo'n regeling overwogen. De eerste zou zijn de vergoeding wel aan de betrokken eigenaar uit te keren, maar haar tegelijk in aanmerking te nemen bij de bepaling van het nut, dat hij van de ruilverkaveling heeft gehad. Voor deze regeling pleit dat ook andere ruilverkave lingsvoordelen op die manier aan de eigenaren ten goede komen, doch men dient wel te bedenken dat het hier nog om een extra voordeel zou gaan. De tweede mogelijkheid is de vergoeding niet aan hem uit te keren, doch af te trekken van de totale ruilver- kavelingskosten, zodat 65% ten goede zou komen aan het Ministerie van Landbouw. Argumentum pro is hier, dat de kosten van opheffing der betrokken schaden ook voor dat percentage ten laste van het Rijk komen. Tot slot wil de Werkgroep nog op een tweetal andere leemten van art. 13 op het stuk van de geldelijke regeling der toewijzing wijzen, nl. omtrent de tijdstippen van waardebepaling en betaling. Het tijdstip van waardebepaling is volgens de onteigeningsjuris- prudentie dat van het onteigeningsvonnis. Daarentegen heeft de Rechtbank Middelburg voor de vaststelling van de niet-agrarische meerwaarde in de ruilverkaveling het tijdstip van tervisielegging van het plan van toedeling beslissend geacht. In meerderheid voelt ook de Werkgroep het meest voor dit tijdstip of indien dit eerder valt het tijdstip van de voorlopige inbezitneming door het openbaar lichaam. En wel uit praktische overwegingen, omdat anders tot het laatste moment herzieningen van de vast gestelde waarden nodig zullen zijn, wat met name geldt wanneer men, zoals één lid uit meer principiële overwegingen wil het tijdstip van eigendomsovergang zou aanhouden. Overigens kan ook in het meerderheidsvoorstel de j uistheid der taxatie nog worden bestreden bij de lijst van geldelijke regelingen, waarbij het openbare lichaam de eventueel door de rechter vastgestelde verhoging der vergoeding moet bijbetalen. Wat het tijdstip van betaling door het openbaar lichaam betreft, meent de Werkgroep dat de hoofdsom uiterlijk bij de eigendoms overgang dient te worden voldaan, doch dat de vergoeding van tijdelijke schade per jaar moet geschieden tot aan het moment van die overgang. §4. Het plan van wegen en waterlopen aDe vaststelling van het plan De Werkgroep stelt een ingrijpende wijziging voor in de procedure tot vaststelling van het plan van wegen en waterlopen. Deze wijziging komt neer op een vervanging van het huidige voorlopige plan, op basis waarvan thans de uitvoering geschiedt met het definitieve plan als sluitstuk, door een reeds vóór de stemming definitief vastgesteld plan waarin de planologische grondslagen op een ook voor G.S. bindende wijze worden vastgelegd, terwijl 303

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 43