304 dan de uitvoering zou moeten geschieden op basis van jaarlijks op te stellen programma's in plaats van rechtstreeks op basis van het plan. Het denkbeeld van een definitieve vaststelling van het plan van wegen en waterlopen vóór de stemming is om verschillende redenen aantrekkelijk. Vooreerst zou de in Hoofdstuk V, 3 onder d voorgestelde vervroegde vaststelling van het plan van toedeling, nl. zoveel mogelijk vóór de uitvoering der werken, toch reeds een voorafgaande vaststelling van het plan van wegen en waterlopen noodzakelijk maken. De huidige situatie heeft echter ook voor laatstgenoemd plan zelf ernstige bezwaren. Uit juridisch oogpunt is het tegenwoordige voorlopige plan van wegen en waterlopen vooreerst geen fraaie figuur. Dit voorlopige plan is immers wel terdege bindend zowel voor de plaatselijke commissie bij de uit voering als voor de eigenaren bij de stemming. Slechts Gedeputeerde Staten zelf zijn er als vaststellende instantie formeel niet aan gebonden, maar dat heeft voor deze instantie ook geen voordelen, omdat zij bij de definitieve vaststelling toch praktisch niet meer op de planologische grondslagen van het plan kunnen terugkomen vanwege de inmiddels plaats gehad hebbende uitvoering. Er is integendeel alles voor te zeggen de planologische grondslag voor de hele ruilverkaveling vóór de stemming definitief vast te stellen en wel zo, dat ook G.S. daar aan gebonden zijn. Het karakter van de stemming zelf wordt daardoor veel zuiverder, omdat nu na het besluit tot ruilverkaveling het plan theoretisch nog in zijn grondslagen kan worden aangetast, hetgeen in strijd is met het akkoord tussen overheid en onderdanen, dat in de stemming ligt besloten. De twee grootste bezwaren tegen de huidige toestand zijn echter, dat enerzijds de uitvoering van het plan van wegen en waterlopen soms jarenlang moet plaats vinden onder de slagschaduw van allerlei planologische onzekerheid, en dat anderzijds de vast stelling is gedegradeerd tot een formaliteit, die in wezen niet meer op een plan, doch veeleer op een legger van uitgevoerde wegen en waterlopen betrekking heeft. Aan de ene kant moeten dus de belangrijke planologische beslissingen vóór de stemming worden genomen, zodat daarover tijdens de uitvoering zo min mogelijk onzekerheid meer bestaat. Aan de andere kant dienen de technische details van de werken na de stemming nog nader te worden vast gesteld, voordat aan de uitvoering wordt begonnen. Vóór de stem ming kan dus met een planologisch raamplan worden volstaan, dat dan echter wel definitief dient te worden vastgesteld. Na de stemming kunnen de details worden uitgewerkt in jaarlijkse uitvoeringsprogramma's, waarover wij hierna onder b verder spreken. Nu ontveinst de Werkgroep zich niet, dat zich na de stemming nog omstandigheden kunnen voordoen, waarin wijzigingen ook van het planologische raamplan dat het vastgestelde plan van wegen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 44