3°6
uiteraard pas volgt op de vaststelling van het plan van wegen en
waterlopen. Als gezegd, zou deze vaststelling definitief reeds vóór
de stemming moeten plaats hebben en wel door G.S. op voorstel
van de C.C.C., gehoord de P.C.C., waarbij het aan G.S. kan worden
overgelaten of zij ook nog de Provinciale Planologische Commissie
wil horen. In 2 van het vorige hoofdstuk is al uiteengezet, dat
het horen van de P.C.C. waarschijnlijk zal inhouden, dat deze het
voorstel na de nodige voorbereiding uiteindelijk bij de C.C.C.
indient, zodat het zwaartepunt van die voorbereiding ook vaak
bij haar zal komen te liggen.
b. De uitvoering van het plan
Hierboven werd er reeds op gewezen, dat de uitvoering van het
plan van wegen en waterlopen niet meer rechtstreeks op basis van
het vastgestelde plan zou moeten geschieden, doch op basis van
jaarlijks op te stellen programma swaarin de technische details
van de uit te voeren werken worden neergelegd. In het stemmings
plan zelf zouden slechts normen voor de uitvoering behoeven te
worden opgenomen, maar wel zouden bij de indiening ervan de
aan het plan ten grondslag liggende technische gegevens reeds
aan G.S. moeten worden overgelegd.
De Werkgroep verschilt van mening over de vraag, of de in de
jaarprogramma's op te nemen technische plannen nog de goed
keuring van G.S. zouden behoeven, zulks met het oog op de belangen
der toekomstige beheerders. Voor hen is de technische constructie
der werken in verband met het onderhoud van groot belang.
Om praktische redenen kan aan gemeenten en waterschappen niet
de bevoegdheid worden gegeven tegen de in de jaarprogramma's
opgenomen technische plannen officieel bezwaar te maken, omdat
zo'n bezwarenprocedure de uitvoering teveel zou vertragen. Des
te belangrijker is echter de goedkeuring en/of vaststelling van
deze technische plannen, omdat daarbij met hun belangen toch
zoveel mogelijk kan worden rekening gehouden. In verband
daarmee wenst één lid die goedkeuring over te laten aan G.S.,
omdat naar zijn mening deze instantie het best voor de belangen
van de toekomstige beheerders kan opkomen. Het gaat hem er
niet om, dat G.S. de bestekken der werken zouden moeten goed
keuren, maar wel de constructies en maten van wegen, gemalen
e.d. en de gevolgde technische maatstaven en methoden. Daartoe
zou hun het technische plan van uit te voeren werken elk jaar
tijdig moeten worden toegezonden.
Daarentegen is de meerderheid van de Werkgroep van mening,
dat met een vaststelling van de uitvoeringsprogramma's door de
Provinciale Cultuurtechnische Commissie kan worden volstaan,
omdat zowel G.S. zelf als de technische diensten van de provincie
en met name de provinciale waterstaat daarin voldoende inspraak
hebben om de Commissie met de belangen van de toekomstige
beheerders te doen rekening houden en hen in belangrijke gevallen