309 van gratis grondafstand door het blok in gelijke mate af. Hetzelfde zien wij bij de stedelijke verkaveling. Ook daar geldt voor parti culiere bouwgrond-exploitanten het principe van gratis afstand van grond voor de straten, maar niet voor de doorgaande wegen. Welnu, in de ruilverkaveling kan men thans in het geheel niet meer beweren, dat de wegen en waterlopen nog nagenoeg uitslui tend van locaal-agrarische betekenis zijn. Voor de wegen met hun veelal grotere verhardingsbreedte en hun vaak ook bredere bermen dan voor de landbouw noodzakelijk is, spreekt dit wel bijzonder sterk. Maar ook de aanvankelijk zuivere landbouwwegen krijgen later dikwijls een algemenere betekenis niet alleen voor het plaat selijke, doch veelal tevens voor het doorgaande of recreatieve verkeer. De ruilverkavelingswegen dienen in nog steeds toenemende mate voor de gehele plattelandsontsluiting en zij behoren dit ook te doen, zeker binnen het kader van een verruimde wettelijke doelstelling. En wat voor de wegen geldt, dat geldt zij het misschien in iets mindere mate ook voor de waterlopen, omdat tenslotte ook de waterbeheersing niet enkel een agrarische zaak is. Wanneer men nu bedenkt, dat de kosten voor ontsluiting en waterbeheer sing tegenwoordig een aanzienlijk deel van de totale ruilverkave- lingskosten uitmaken en dat de eigenaren daarin toch al moeten bijdragen, dan is er geen reden meer te bedenken, waarom zij boven dien nog met een bijdrage in grond moeten blijven belast, die vaak 3 a 4% van hun inbrengwaarde bedraagt. Daar komt nog bij, dat wanneer straks de wettelijke doelstelling van de ruilverkaveling mede tot niet-agrarische doeleinden zou worden uitgebreid, er vrijwel geen enkele rem meer in de wet zou zijn gelegen tegen een willekeurige onttrekking van grond voor deze doeleinden aan het blok via het plan van wegen en waterlopen. Redelijk is dan ook, dat men de kosten van de grondverwerving ook in de ruilverkaveling, evenals bij A2-werken, als een gewoon onderdeel van de aanlegkosten van wegen en waterlopen gaat beschouwen, zodat zij mede onder het Rijkssubsidie komen te vallen. Het niet door het Rijk gesubsidieerde deel van de aan de eigenaren te vergoeden agrarische waarde zou dan zoveel mogelijk door de lagere openbare lichamen moeten worden opgebracht, die dit even tueel via de normale middelen op de belanghebbenden kunnen verhalen. Voor het desondanks toch nog resterende deel zou dan de reeds bepleite omslag moeten plaats vinden naar de mate van het nut, hetgeen zou inhouden dat dit bedrag wordt opgeteld bij de niet-gesubsidieerde kosten. In bovenstaande voorstellen van de Werkgroep blijft niettemin een belangrijk verschil bestaan met de geldelijke regeling van art. 13, nl. dat hier alleen de agrarische verkeerswaarde wordt vergoed. Enerzijds ligt dit, gezien het grote belang van de wegen en water lopen voor de landbouw, voor de hand. Anderzijds vraagt dit verschil toch ook in de toekomst om waakzaamheid, dat geen grond aan de landbouw wordt onttrokken via het plan van wegen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 49