zo'n goedkeuring door een landelijke commissie, die de werken niet eens te zien krijgt. Veel juister is het daarom in de wet te bepalen, dat zij na gereedkoming door de plaatselijke commissie worden goedgekeurd. Immers de werken worden door de aannemers ook in opdracht van deze commissie uitgevoerd. Maar ook dan is de regeling nog onvoldoende, omdat bovendien behoefte bestaat aan een beroepsmogelijkheid voor de beheerder, die immers nu maar moet afwachten in welke staat de werken worden overgedragen, temeer omdat de huidige goedkeuring door de C.C.C. een pure formaliteit is. De Werkgroep zou daarom in de wet bepaald willen zien, dat de beheerder binnen een bepaalde termijn (bijv. een maand) in beroep kan komen tegen de goed keuring en wel bij de voorgestelde ruilverkavelingskamer. Deze zou dan zo nodig de goedkeuring moeten kunnen vernietigen. Zo'n vernietiging zou inhouden dat de uitvoering volgens de rechter nog niet voltooid is en dat de plaatselijke commissie voor die voltooiing moet zorg dragen, opdat goedkeuring wel mogelijk wordt. Omtrent de overdracht der werken aan de beheerders bepaalt art. 80, dat wegen, waterlopen en kaden door het enkele feit van de aanwijzing der beheerders op dezen in beheer en onderhoud overgaan en wel op het tijdstip der goedkeuring of anders op dat der vaststelling van het plan. Dat laatste tijdstip komt bij defini tieve vaststelling van het plan vóór de stemming niet meer in aanmerking en kan in de nieuwe wet worden vervangen door de datum van het toewijzingsbesluit of van een afwijzende beslissing op een eventueel beroep daartegen. Dit besluit dient immers tijdig vóór het gereedkomen van het werk te worden genomen, zodat de overdracht aan de beheerder onmiddellijk bij de goedkeuring kan plaatsvinden. Gebeurt dat niet, dan zal de datum van het toewij zingsbesluit of van de beslissing in beroep daartegen overgang van beheer en onderhoud moeten markeren. Wel moet de beheerder zowel van de goedkeuring als van het toewijzingsbesluit een afschrift ontvangen, zodat hij niet alleen van die overgang op de hoogte is, maar ook alsnog in beroep kan komen, tegen de goedkeuring bij de ruilverkavelingskamer en tegen de toewijzing zoals ook nu reeds bij de Kroon. Over de al of niet opschortende werking van het beroep kan men verschillend denken. In geval van opschor ting zouden beheer en onderhoud tijdelijk nog bij de plaatselijke commissie resp. de provincie blijven, terwijl dan bij een latere afwijzing van het beroep alsnog de kosten over deze opschortings periode voor rekening van de beheerder zouden moeten komen. Bij niet-opschorting kan voor de betrokken periode eventueel een verrekening plaats vinden. f. De openbaarheid van wegen Momenteel is zowel het tijdstip van ontstaan als dat van teniet gaan van de openbaarheid van wegen in ruilverkavelingsverband onzeker. Art. 79 lid 6 sticht, wat dat betreft, alleen maar verwarring 314

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 54