3i6
de initiatiefnemer en ontwerper zijn om van de financiering nog
maar niet te spreken. In plaats van gemakkelijke kritiek te leveren
op de ruilverkaveling dient men dus te bedenken dat zij tot nu
toe, ook wettelijk, voorop loopt op het gebied van de landschaps
bouw. Natuurlijk kan zij theoretisch ook een bedreiging vormen
voor het bestaande landschapsschoon, doch het plan is er nu juist
om een verantwoord compromis mogelijk te maken tussen de
agrarische behoefte aan schaalvergroting en de niet-agrarische
behoefte aan verantwoorde landschappelijke vormgeving. Overigens
vormt, naar het oordeel van de Werkgroep, de bereidheid het land
schap met de landbouwstructuur te laten meegroeien op den duur
de beste waarborg voor het behoud ervan. Tenslotte moet de
natuur voor een zeer belangrijk deel door de boeren zelf worden
onderhouden.
Wel dient de wettelijke basis van het landschapsplan volgens
de Werkgroep te worden verbreed in die zin, dat ook de mogelijkheid
van vaststelling en uitvoering ervan voor gronden buiten de wegen
en waterlopen uitdrukkelijk wordt verzekerd. Dit geldt zowel voor
gronden, die de overheid (bijv. Staatsbosbeheer) in eigendom wil
verwerven, als voor de beplantingen op particuliere erven en
kavels, al zal men voor de laatste wel naar overeenstemming met
de rechthebbenden moeten blijven streven. Voorzover die overeen
stemming niet wordt bereikt en nieuwe beplanting niettemin
mocht worden aangebracht, zouden bezwaren kunnen worden
ingediend bij het plan van toedeling of de lijst van geldelijke
regelingen. Hetzelfde geldt bij de handhaving via het landschaps
plan van bestaande beplanting op particuliere kavels, wanneer
deze zouden worden toegedeeld aan eigenaren die belangrijk minder
beplanting hebben ingebracht. Eventueel zou de beplanting zelfs
tot een verrekenpost tussen eigenaren en bij nieuwe beplanting
met de Staat kunnen worden gemaakt. De Werkgroep acht in
elk geval een uitdrukkelijke wetsbepaling nodig omtrent de ver
goeding voor tegen de wil der eigenaren aangebrachte kavelbeplan
tingen.
In de Werkgroep is voorts nog de vraag gerezen, of naast het
eigenlijke landschapsplan nog behoefte bestaat aan een afzonderlijk
recreatie-plan, omdat voetpaden, zwembaden, campings, vis- en
picknickplaatsen e.d. moeilijk als landschappelijke aankleding
kunnen worden beschouwd en waarschijnlijk ook een afzonderlijke
wettelijke regeling vergen. In het tegengestelde geval zou de wette
lijke basis van het landschapsplan ook te dien aanzien moeten
worden verbreed.
b. De vaststelling en uitvoering
Evenals ten aanzien van het plan van wegen en waterlopen is
voorgesteld, zou ook de vaststelling van het landschapsplan moeten
geschieden door G.S. op voorstel van de C.C.C., gehoord de Provin
ciale Cultuurtechnische Commissie, waarbij het weer aan G.S.