lijkt hier voor een bijzondere regeling van de besluitvorming in de zin van een mogelijke oplegging van de ruilverkaveling onvol doende grond te bestaan, daar stemrecht en kostenomslag nu eenmaal nauw met elkaar zijn verbonden. Eigenlijk onderscheidt zich deze, op de onteigening volgende, ruilverkaveling ternauwer nood van een normale ruilverkaveling, waar het er toch niet zoveel toe doet, door welke oorzaken een verkavelingstoestand slecht is geworden, aangenomen althans dat een verslechtering als gevolg van overheidswerken integraal is of wordt vergoed. Vaak kan ook een ruilverka\>elingsovereenkomst bij de aanleg van openbare werken uitkomst bieden. Ad 2Anders staat het, wanneer de onteigening in combinatie met een ruilverkaveling zou plaatsvinden. Deze combinatie zou hierin kunnen bestaan, dat wel de grondverwerving voor het betrokken werk door onteigening of aankoop (evt. met ruiling van de aan gekochte grond) wordt gerealiseerd, maar dat bij de bepaling van de schadeloosstelling rekening zou worden gehouden met het opheffen of vermijden van schaden door de ruilverkaveling. Nu kan men zich dit „rekening houden met" overigens nog in twee vormen voorstellen. De eerste vorm is, dat het betrokken openbaar lichaam niet voor de opgeheven of vermeden schaden zou behoeven te betalen. Dit gaat te ver, want de opheffing of vermijding via ruil verkaveling kost geld, hoewel misschien minder dan volledige vergoeding in geld. Op zijn minst zal het openbaar lichaam dus deze kosten moeten betalen. De tweede vorm van rekening houden met de schadebeperking door ruilverkaveling is dan ook, dat het openbaar lichaam alleen de kosten van die beperking aan de ruilverkavelingskas zou behoe ven te voldoen. De vraag is dan echter weer, of dat wel praktisch mogelijk èn principieel aanvaardbaar is. De praktische moeilijkheid is immers, dat de kosten van schadebeperking vaak niet van de overige ruilverkavelingskosten te scheiden zijn. Principieel kan men zich afvragen, waarom het voordeel van de schadebeperking door ruilverkaveling in dit geval aan het betrokken openbaar lichaam moet toevallen, terwijl het normaliter zowel bij onteigening als bij toewijzing in ruilverkavelingsverband een volledige vergoe ding moet betalen, alsof er geen ruilverkaveling ware geweest. Normaal is dat de voordelen van een ruilverkaveling volledig aan de rechthebbenden toekomen en dat zij naar rato van die voordelen in de kosten bijdragen. Deze principiële vraag gaat temeer klemmen, wanneer men in de combinatie tussen onteigening en ruilverkaveling mede een aan leiding zou vinden om bij de laatste de stemming achterwege te laten. In Duitsland, waar een dergelijke combinatie krachtens par. 86 Flurbereinigungsgesetz mogelijk lijkt, is dit geen probleem, omdat men daar het stemrecht niet kent en daarom gewoon een deel van de ruilverkavelingskosten, overeenkomend met de ontstane 321

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 61