325 bouwkundige kant loopt men dan dus met ruilverkaveling enigszins vast. Nog veel meer kan dit echter aan de niet-agrarische kant het geval zijn, m.n. wanneer een groot deel van het gebied een andere dan landbouwkundige bestemming moet krijgen. Laten wij aan nemen, dat dit deel zo'n 25% of meer van de totale oppervlakte bedraagt. Hoe zal men dan ooit deze grond in ruilverkavelings- verband kunnen verkrijgen, temeer nu men bij de aankoop daarvan sterk zal moeten concurreren met het agrarische belang van de bedrijfsvergroting Natuurlijk zou men eerst de benodigde grond kunnen onteigenen en daarna op het resterende gebied een ruil verkaveling doen uitvoeren. Maar landbouwkundig lijkt zo'n overschot-verkaveling niet erg aantrekkelijk, terwijl men bovendien uit niet-agrarisch oogpunt het voordeel ener volledige afstemming van de landschappelijke structuur op de agrarische mist. Zowel om landbouwkundige als om niet-landbouwkundige redenen lijkt een integrale aanpak van het betrokken gebied derhalve de voorkeur te verdienen. De landbouw loopt dan niet het risico, dat haar beste gronden aan niet-agrarische doeleinden worden opgeofferd, terwijl misschien elders langs de weg van een geïntegreerde verkaveling daarvoor wel andere gronden hadden kunnen worden vrijgemaakt. En de stedelijke belangen zijn er bij gebaat, dat het hele gebied landschappelijk en recreatief één geheel wordt in plaats van in een agrarische en een niet-agrarische zone te worden opgesplitst. Aan de andere kant lijkt ook een volledige onteigening van het betrokken gebied weinig aantrekkelijk. In de eerste plaats zou dit, nog afgezien van de psychologische weerstanden die men daardoor zou oproepen, een enorm lange omweg betekenen, omdat eerst een volledige schadeloosstelling in geld nodig zou zijn ook voor de verwerving van uiteindelijk agrarisch blijvende gronden en vervolgens een heruitgifte van deze gronden, die beter via directe herverkaveling haar beslag kan krijgen. Landbouwkundig heeft zo'n eenzijdige onteigenings- en uitgifteprocedure het grote nadeel, dat daarin moeilijk waarborgen voor een voldoende agrarische belangenbehartiging en -vertegenwoordiging kunnen worden inge bouwd. Om al deze redenen meent de Werkgroep beter een speciale wet te kunnen aanbevelen, waarin voor de onderhavige gebieden een methode van verkaveling wordt ontworpen, die ongeveer het midden zou houden tussen een onteigening en een ruilverkaveling. Men zou deze methode de naam kunnen geven van „herverkaveling", daarbij wel bedenkende dat zij niet moet worden verward met de herverkaveling in Zeeland, die in werkelijkheid een ruilverkaveling was. Hier zou het dus gaan om een wet, die enerzijds wel aan bepaalde, nader te omschrijven inbrengers een recht op toedeling geeft, maar anderzijds niet vasthoudt aan het ruilverkavelings beginsel van de toedeling naar evenredigheid van inbreng. In de integrale herverkavelingsprocedure ware onder de nodige wettelijke

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 65