328 ervaring moet opdoen onder het wakend oog van niemand minder dan de wetgever zelf. Afzonderlijke aandacht verdient nog het voorstel, dat onlangs door een studiecommissie uit de Dr. Wiarda Beekman Stichting is te berde gebracht en waarin eveneens gepleit wordt voor omzetting van de Ruilverkavelingswet in een wet op de inrichting van landelijke gebieden. In dit voorstel wordt vooral de nadruk gelegd op een gecombineerde voorbereiding en gedeeltelijk ook uitvoering van inrichtings- en bestemmingsplannen door één en dezelfde commissie, waaraan dan ad hoe agrarische vertegenwoordigers zouden worden toegevoegd. Merkwaardigerwijs schijnt de studiecommissie wel vast te houden aan de twee bestaande verkavelingsvormen onteigening en ruilverkaveling, hoewel zij aan een bespreking daarvan nauwelijks toekomt, omdat al haar aandacht op de gecombineerde voorberei ding gericht was. Zodoende is zij, anders dan de Werkgroep, ook niet toegekomen aan de mogelijkheid van een tussenvorm tussen onteigening en ruilverkaveling, terwijl die mogelijkheid toch wel in het verlengde van haar voorstel had gelegen. Het meest ernstige bezwaar tegen dit voorstel is echter, dat ook hierin geen enkel onderscheid tussen de verschillende landelijke gebieden wordt gemaakt. Voor verreweg het grootste deel van deze gebieden is de constructie van een gecombineerde voorbereiding en uitvoering van inrichtings- en bestemmingsplannen nog afgezien van de daarbij ontstaande verwarring van bevoegdheden veel te zwaar en kan men veel beter en sneller door rechtstreekse ruilverkaveling zowel de betrokken niet-agrarische als de agrarische belangen dienen op de wijze die in dit rapport uitvoerig is aange geven. Immers een bestemmingsplan houdt voor overwegend agrarische en zelfs voor gemengd agrarisch-recreatieve gebieden merendeels conserverende bestemmingen in, die vaak zonder meer aan ruilverkaveling onderworpen kunnen worden. Volgens art. 10 W.R.O. moet de gemeenteraad voor gebieden buiten de bebouwde kom een dergelijk plan vaststellen, ongeacht of daar ruilverkaveling komt of niet. De aanwezigheid van een bestemmingsplan mag dus op den duur bij het in voorbereiding nemen van een ruilverkaveling als regel worden verondersteld. Wel kan een herziening van het bestaande plan met het oog op de ruilverkaveling noodzakelijk zijn en ook daarin heeft de W.R.O. voorzien. Ingevolge art. 37 lid 2 kunnen G.S. de gemeenteraad tot een herziening verplichten. M.a.w. zij kunnen binnen het raam van de bestaande wetgeving reeds een combinatie tussen bestemmingsplan en ruilverkavelings plan toepassen, maar dan naar gelang van behoefte. Het gaat veel te ver een dergelijke combinatie voor alle gevallen verplicht voor te schrijven. Hoogstens ware zo'n verplichting bij toepassing van een speciale verkavelingsvorm voor urbane gebieden te overwegen, maar zij hoort dan ook niet in een algemene landinrichtingswet, doch veeleer in de door de Werkgroep voor zulke gebieden bepleite speciale wet thuis. Ten aanzien van de algemene ruilverkavelings-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 68