HOOFDSTUK IV.
De voorbereiding van een wettelijke ruilverkaveling
i .De voorbereidingsprocedure
a. De aanvraag tot ruilverkaveling
De huidige Ruilverkavelingswet behandelt de voorbereidings
procedure hoofdzakelijk onder het hoofd van 4 van Titel III„De
aanvraag tot ruilverkaveling". Dit wekt ten onrechte de indruk, alsof
de behandeling van de aanvraag als zodanig het zwaartepunt der
voorbereiding zou zijn. In werkelijkheid is dit echter geenszins het
geval en ligt het initiatief tot het in voorbereiding nemen van de
verschillende ruilverkavelingen veel meer bij de ruilverkavelings
instanties, met name de C.C.C. en C.D. Dit kan ook niet anders,
daar de aanvragen in betrekkelijk willekeurige volgorde voor
betrekkelijk willekeurige gebieden binnenkomen, meestal zonder
dat er enige vorm van urgentiebepaling en van wetenschappelijk
onderzoek aan vooraf is gegaan. In de praktijk heeft zich dan ook
een voorbereidingsprocedure ontwikkeld, die sterk afwijkt van het
beeld, dat men bij enkele lezing van de betrokken wetsartikelen
zou kunnen krijgen. Enerzijds is daarin immers een onevenredig
grote plaats toegekend aan de procedure inzake al dan niet goed
keuring van de aanvraag, terwijl anderzijds over het zo belangrijke
meerjarige voorbereidingsprogramma en over de instelling van de
voorbereidingscommissie met geen woord wordt gesproken.
Tot voor kort was de situatie zelfs zo, dat de in de artt. 32 en 33
voorgeschreven procedure inzake al dan niet goedkeuring van de
aanvraag nagenoeg geheel buiten toepassing bleef, doordat pas bij
de indiening van het rapport ex art. 34 tot goedkeuring van de
betrokken aanvraag werd geadviseerd. Blijkens de aanhef van
laatstgenoemd artikel veronderstelt de wet echter, dat deze in
diening pas plaats vindt, nadat de aanvraag is goedgekeurd, terwijl
art. 32 lid 2 een kennelijk dus ook voorafgaand afzonderlijk onder
zoek van de aanvraag aan de centrale commissie opdraagt ter fine
van advies omtrent al dan niet goedkeuring aan G.S. Ook om
praktische redenen ontmoette de gecombineerde behandeling van
aanvraag en rapport bezwaren, omdat de in art. 33 veronderstelde
mogelijkheid voor G.S. om een ruilverkavelingsaanvraag van de
hand te wijzen nauwelijks nog reëel was, wanneer inmiddels de
aanzienlijke arbeid verbonden aan de voorbereiding van het rapport
was verricht en in de streek daardoor reeds veel verwachtingen
waren gewekt.
Om bovengenoemde wettelijke en praktische redenen is men de
laatste tijd weliswaar tot een gescheiden behandeling van aanvraag
en rapport overgegaan, maar dit betreft toch alleen die aanvragen,
waarvoor in het kader van het voorbereidingsprogramma het