333
Deze vaststelling is daarom zo belangrijk, omdat daarbij een veel
zijdig overleg moet plaats vinden tussen de verschillende instanties
over de prioriteitenbepaling van de ruilverkavelingswerken en de
inpassing daarvan in de prioriteitenschema's van andere rijks- en
provinciale werken. Bij de opzet van de onderhavige vaststellings
procedure dient hiermee dan ook rekening te worden gehouden.
De Werkgroep meent, dat dit in voldoende mate het geval zal zijn,
wanneer het voorbereidingsprogramma wordt vastgesteld door dé
C.C.C., gehoord G.S. en de P.C.C. In feite zal ook hier, zoals in 2
van Hoofdstuk II al in het algemeen is aangegeven, de P.C.C. als
adviescommissie van de C.C.C. het ontwerp-programma bij deze
indienen.
Iets bijzonders is echter, dat Gedeputeerde Staten hier ook recht
streeks, dus buiten het lidmaatschap van enkele hunner leden van
de P.C.C. om, als college over het voorbereidingsprogramma moeten
worden gehoord. Dit lijkt de Werkgroep nodig, omdat enerzijds de
goedkeuring van de aanvraag door G.S. zou komen te vervallen en
anderzijds hier niet, zoals bij het eigenlijke ruilverkavelingsplan, de
uiteindelijke vaststelling kan worden overgelaten aan G.S., daar
het hier nog pas om de programmering en de landelijke coördinatie
daarvan gaat. Wel zal de rechtstreekse inschakeling van G.S. dezen
in staat stellen desgewenst hunnerzijds ook het advies van de
Provinciale Planologische Commissie over het ontwerp-voor-
bereidingsprogramma in te winnen, zoals zij thans soms al in het
kader van de aanvraagprocedure doen. Beter dan in die procedure
kan in de voorgestelde de inspraak van het provinciaal bestuur ook
reeds in dit eerste stadium van de voorbereiding tot zijn recht komen.
c. Het voorbereidingsbesluit
Over dit besluit kunnen wij na het voorgaande kort zijn. Het
is de formele beslissing van de C.C.C. om tot de actieve voorbereiding
van een bepaalde ruilverkaveling over te gaan. De daad dus, die
van deze zijde nog nodig is om het mechanisme in werking te stellen,
dat begint met de instelling van de voorbereidingscommissie en
eindigt met de stemming op basis van het rapport. Zo'n formeel
besluit lijkt nodig, omdat in de gedachtengang van de Werkgroep
de instelling van de voorbereidingscommissie niet meer zoals
thans het geval is door de C.C.C. zelf zal geschieden, maar door
G.S.
Als mogelijke wettelijke eisen voor het nemen van het voorberei
dingsbesluit zijn te vermelden de reeds genoemde van een inge
diende aanvraag en voorts de overeenstemming met het voorbe
reidingsprogramma. Deze overeenstemming lijkt een redelijke eis,
omdat over dat programma zowel het college van Gedeputeerde
Staten als via de P.C.C. de betrokken diensten en de vertegen
woordigers van het agrarische bedrijfsleven zijn gehoord.
Als voordeel van de formele eis van overeenstemming met het