341
c. De wegblijvers-regeling
Over de wenselijkheid tot afschaffing van de bepaling uit art. 42
lid 3 dat zij, die niet aan de stemming deelnemen, geacht worden
hun toestemming tot de ruilverkaveling te verlenen, bleken de
leden van de Werkgroep verschillend, te denken. Tegenover de op
vatting, dat de regeling weinig democratisch is en daarom geringe
populariteit geniet, staat de mening dat zij zowel uit democratisch
als uit psychologisch oogpunt aanvaardbaar lijkt, omdat de voor
stander minder geneigd is zich in het openbaar te uiten dan de
tegenstander. Met het oog op dit laatste pleiten de voorstanders van
afschaffing dan weer voor een geheime stemming.
Vaststaat wel, dat de wegblijvers-regeling aan verreweg de meeste
kritiek onderhevig is en van alle bezwaren tegen het stemrecht de
meeste publiciteit geniet. Bij de beoordeling van de regeling moet
ook deze feitelijke situatie worden ingecalculeerd. Toch is zij zeker
niet beslissend, temeer nu zoals onder b reeds is opgemerkt
in werkelijkheid het stemrecht van eigenaren van kleine percelen
veel bezwaarlijker is. Bovendien is er al op gewezen, dat beide
bezwaren elkaar versterken. Dit wil dus ook zeggen dat wanneer
men het ene bezwaar opheft, het andere daardoor in kracht ver
liest, m.a.w. de wegblijvers-regeling zal heter acceptabel zijn, wanneer
alleen belanghebbende eigenaren stemrecht hebben.
Niettemin blijven ook dan nog de aan de regeling verbonden
bezwaren voor een aantal leden van de Werkgroep onoverkomelijk.
Het weinig democratisch karakter van deze regeling als zodanig
komt volgens hen tot uiting in het feit dat men hier in wezen met
een stemplicht te maken heeft, zulks terwijl in de parlementaire
democratie de minder ver gaande opkomstplicht al kritiek genoeg
ondervindt.
Wat tenslotte de wenselijkheid van een geheime stemming be
treft, daarover luidt het oordeel van de Werkgroep weer eensluidend
en wel in positieve zin. De geheimhouding kan uiteraard alleen
gelden tegenover de belanghebbenden en niet tegenover de ambte
naren die de stemming leiden, omdat naast de meerderheid van de
stemgerechtigden ook de meerderheid in kadastrale grootte een
alternatieve rol speelt, terwijl bij de bepaling daarvan de persoon van
de eigenaar met de grootte van zijn eigendom in verband moet
worden gebracht. De Werkgroep meent echter, dat de ambtseed
van de ambtenaren een voldoende waarborg voor de geheimhouding
is. Zij wijst er tenslotte nog op, dat bij handhaving van de bestaande
regeling het stilzwijgend voorstemmen van de wegblijvers on
mogelijk voor de wel verschenen personen verborgen kan blijven.
d. Ontneming van stemrecht aan zeer kleine eigenaren
De door de Werkgroep voorgestane uitsluiting van zeer kleine
eigenaren als stemgerechtigden zal uiteraard meer of minder effect
sorteren, naar gelang de minimumoppervlakte hoger of lager wordt