342 gesteld. De bepaling van deze oppervlakte draagt echter altijd een nogal willekeurig karakter, omdat de grens tussen het al dan niet voldoende belang hebben bij de ruilverkaveling erg vloeiend is en bovendien sterk afhankelijk van het bedrijfstype. Bij intensieve teelten zou theoretisch de minimumoppervlakte lager moeten worden gesteld dan bij minder intensieve, maar praktisch zou dit verschil waarschijnlijk de stemming te ingewikkeld maken. Boven dien moet het wel mogelijk zijn één minimumgrens te vinden, die voor alle vormen van bodemcultuur aanvaardbaar is, terwijl zij nochtans het totaal aantal stemgerechtigden voldoende beperkt om ook psychologisch bevredigend te mogen heten. De Werkgroep heeft bij het zoeken naar deze grens twee limieten gevonden, waartussen men een keuze zou kunnen maken. Beide zijn ontleend aan art. 58 Pachtwet, waar kleine percelen los land van toepassing der voornaamste bepalingen dier wet worden uit gezonderd. Het zijn de oppervlakten van 10 en 25 are, waarboven de Pachtwet volledig toepasselijk is en waarboven in casu dus ook stemrecht zou moeten worden verleend. Anders dan in laatstge noemde wet zou echter in de Ruilverkavelingswet zelf de beslissende keus moeten worden gedaan. Om de wetgever deze keus gemakke lijker te maken heeft de Werkgroep voor de door haar onderzochte vier ruilverkavelingen het effect van beide beperkingen nagegaan. Het bleek toen, dat weliswaar de 10 are-grens reeds een belangrijke beperking van het aantal stemgerechtigden oplevert, maar dat het aantal eigenaren met 10-25 are eigendom toch ook nog groot is 1). Een complicatie voor de bepaling van een minimumoppervlakte voor het stemrecht levert op de mede-eigendom. Normaal wordt voor de bepaling van de meerderheid in aantal geen onderscheid tussen volle eigenaren en mede-eigenaren gemaakt, doch voor de bepaling van de meerderheid in kadastrale grootte wel in die zin dat inge volge art. 42 lid 2 iedere mede-eigenaar geacht wordt eigenaar te zijn van zijn evenredig deel. Waar het thans echter gaat om een minimum-oppervlakte voor zowel de stemming naar aantal als naar oppervlakte, moet hier wederom een keus worden gedaan en wel tussen een minimum per leggerartikel en een minimum per eigenaar. In het eerste geval zou dus de totale grootte van het in mede-eigendom bezetene beslissend zijn, terwijl deze grootte in het tweede geval gedeeld zou moeten worden door het aantal mede- b Dit blijkt uit onderstaand staatje: ruilverkaveling eigenaren van 10 are of minder eigenaren van 10-25 are totaal Broekstreek 37° 190 560 Over Betuwe Zuid 860 330 1190 Rijk van Nijmegen 159° 600 2190 Vlagtwedder Essen 580 200 780

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 82