357 belang dit dringend vordert, bijv. in verband met boerderijver plaatsing, aan partijen een langere pachttermijn dan de wettelijke op te leggen. De Werkgroep kan voor een dergelijke bevoegdheid voelen, wanneer deze termijn op maximaal twaalf jaren voor los land wordt gesteld en wanneer aan de verpachter voor de extra zes jaren een schadevergoeding wordt toegekend. Het algemeen belang van de ruilverkaveling, dat juist bij boerderij verplaatsing zo zeer een rol kan spelen, zou dan terdege in het geding moeten zijn. Beide elementen, de lange termijn en de wettelijke schadevergoeding, wenst de Werkgroep in één onverbrekelijk verband te bezien. c. De toedeling van zakelijke rechten Er bestaat verschil van mening over de vraag, of naar huidig recht vestiging van tevoren niet bestaande erfdienstbaarheden en andere beperkte zakelijke genotsrechten via plan en akte van toe deling niet alleen mogelijk, maar ook geoorloofd is De Werkgroep kan deze vraag gevoeglijk onbeantwoord laten, daar voor haar slechts van belang is, of een desbetreffende bevoegdheid van de plaatselijke commissie tot het jus constituendum behoort en dus in een toekomstige wet moet worden opgenomen. De Werkgroep beantwoordt deze laatste vraag bevestigend. Vestiging via plan en akte van toedeling moet met zoveel woorden worden mogelijk gemaakt voor alle erfdienstbaarheden, die in het belang van de ruilverkaveling noodzakelijk zijn, en voorts voor B.P.- rechten (zakelijke rechten in de zin van de Belemmeringenwet Privaatrecht), dienende tot instandhouding van de in ruilverkave- lingsverband aangelegde utiliteitswerken. De behoefte aan een dergelijke wettelijke regeling is in de praktijk duidelijk gebleken, daar de hier bedoelde vestiging van zakelijke rechten reeds nu veel vuldig plaats vindt. Alleen al het feit dat over de geoorloofdheid van deze praktijk ernstige twijfel kon rijzen, noopt tot een uitdrukke lijke wettelijke voorziening. Verder dan in de vorige alinea is aangegeven wenst de Werkgroep niet te gaan. Zo wil zij met name geen vestiging van B.P.-rechten mogelijk maken voor leidingen, die reeds vóór de ruilverkaveling zijn gelegd. Evenmin voor werken, die weliswaar tijdens, maar dan toch buiten verband met de ruilverkaveling tot stand komen. Het beste criterium voor de noodzakelijke aanleg in ruilverkavelings- verband is, dat de utiliteitswerken op het plan van voorzieningen ex art. 34 voorkomen. Een uitdrukkelijke wetsbepaling is ook nodig voor de regeling van de geldelijke gevolgen ener vestiging van zakelijke rechten als hier- bedoeld. Thans wordt voor de vestiging van B.P.-rechten in het kader van de ruilverkavelingen meestal geen vergoeding toege kend, zulks terwijl de Belemmeringenwet Privaatrecht wel een l) Zie in ontkennende zin De Haan, T.v.K. en L. 1964, blz. 115-118; De Pacht 1965, blz. 34-37 en 227-237, en in bevestigende zin Wintermans, De Pacht 1965, blz. 3-8 en 126-137.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 97