1. door de complete vervanging van de optische kijker, en daarmee de conventionele richtsignalen. 2. door interferentiepatronen toe te passen in combinatie met een richtkijker. In de landmeetkunde is deze mogelijkheid interessant omdat in combinatie met een theodoliet hoeken gemeten kunnen worden. Men kan in de beeldruimte van een telescoop inter ferentiepatronen produceren door een zoneplaat voor het objectief te plaatsen. Men moet echter niet scherp stellen op de lichtbron maar het oculair instellen op een vlak tussen het objectief en zijn brandpunt. Aangezien op elk punt langs de optische as een interferentiepatroon wordt gevormd waarop men kan richten, hoeft men niet steeds weer opnieuw scherp te stellen. Daardoor is de foutenbron van de centrale instellens geëlimineerd. Bovendien is er geen parallax. Men is echter wel afhankelijk van de nauwkeurigheid van centreren van de lenzen in het optische systeem. Toch blijken bij een nader onderzoek de voordelen bij het richten op korte afstanden niet zo groot als zij wel op het eerste gezicht lijken. Om dit te laten zien zal de nauwkeurigheid van het plaatsen van de kruisdraden op het gewone signaal en op het interferentie patroon, dus van het richten op zichzelf, met elkaar vergeleken worden. Als men de litteratuur over de nauwkeurigheid van richten bestu deert, dan blijkt dat er op geen enkele manier overeenstemming bestaat over deze kwestie. De standaard deviaties variëren tussen 423 Fig. 9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 11