Vergelijkt men de twee methoden van richten, dan ziet men dat
op afstanden kleiner dan 100 meter de voorkeur gegeven moet
worden aan de klassieke methode van richten, mits de som van de
nauwkeurigheid van richten en de mechanische fouten van de
centrale instellens in de kijker kleiner blijft dan de nauwkeurigheid
van richten op interferentiepatronen.
as
Wanneer men zich herinnert dat zonder enig optisch stelsel de
lineaire richtnauwkeurigheid op 0.05 mm gesteld kon worden (dat
is 1.5 dmgr op 20 m; 0.8 dmgr op 40 m; en 0.3 dmgr op 100 meter)
dan ligt de conclusie voor de hand om een theodoliet te gebruiken
voorzien van een buis, waarin alleen een oculair en een zoneplaat
in plaats van een objectief is aangebracht.
Dit zou echter nog een onderwerp van praktisch onderzoek
moeten worden.
LITTERATUUR
426
PRECISION OF POINTING MAGNIFICATION 40
2 s
29
/S
(Thierf. pattern)
B [frterf.
MéTHOD[WASHER a WILLIAMS
conventional^1
'ivtcf pin*™
-11I1_
distance
metres)
to 20 30 40 50 SO TO eo SO too HO 120 I30 !40 150
Fig. 12
C. Franx; A. C. S. van Heel: „Precision Alignment in daylight", 1. Opt.
Soc. Am. 41. 1951.
A. C. S. van Heel: „High precision measurements with simple equipment",
J. Opt .Soc. Am. 40. 1950.
A. C. S. van Heel: „Inleiding in de Optica".
Ph. Kissam: „Optical Tooling for Precise Manufacture and Alignment".
Mc.Graw Hill Book Cy, New York 1962.
J. C. D. Moonen: „Onderzoek naar de toepassingsmogelijkheden van de
aligneer methode bij de ondergrondse metingen". Ingenieurs scriptie
T.H. Delft 1954.