432 In 0i vindt men: h 621 (<i 6n) Ii, en in 02: h 621 (^2 622) 2. Uit de som van deze intervallen vallen beide tijdstippen ti en h weg: h -f- I2 621 -j- 612 611 622 (1) Bij een instrument van het geodimetertype kunnen Zi en Oi het zend- en ontvanggedeelte van het instrument voorstellen, en 02 en Z2 samen de reflektor. Het tijdsinterval h in de reflektor en de looptijd 622 kunnen als nul beschouwd worden. De looptijd heen, 612, is gelijk aan de looptijd terug, 621. De inwendige vertraging 611 wordt bij het meten zo afgeregeld dat h gelijk is aan een geheel aantal bekende tijds intervallen: /1 N U. Voor de geodimeter kan men (1) schrijven cllS 2 0i2 0ii IV U (Geodimeter). (2) 0n wordt afgelezen, U is een instrumentele constante, zodat indien N bekend is, de looptijd van instrument naar reflektor berekend kan worden. Bij de Tellurometer vormen Zi en 0i het hoofdinstrument. Het gemeten tijdsinterval I2 in de ontvanger 02 van het neveninstrument wordt als een speciale modulatie (een puls) teruggezonden naar het hoofdinstrument. In figuur 1 is dit aangegeven als een extra zender van het neveninstrument, Z3. De zender Z2 stelt voor de zender van het neveninstrument, gemoduleerd met een signaal uit de kwartsoscillator. Enigszins vereenvoudigd kan men stellen 011 022 0 en (3) 012 021) zodat volgens (1) 2 02i h h (Tellurometer). (Ti -|- I2) wordt gemeten in het hoofd instrument. Schema voor Decca systeem Fig. 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 20