447
De algemene situatie
De grote onrust aan vele universiteiten en hogescholen die door
recente uitbarstingen nog meer aan het licht is gekomen, lijkt
voort te komen uit een gevoel van vervreemding bij de student.
De enorme naoorlogse schaalvergroting in het onderwijs, vanwege
de grote toename van het aantal studenten en door grote weten
schappelijke ontwikkelingen met daarnaast een achterblijven van
persoonlijke betrokkenheid bij de student zijn er de oorzaak van.
Vragen worden gesteld met betrekking tot de zin van onderdelen
voor het geheel en relevantie van delen voor elkaar, de zin van de
leerstof ten aanzien van „later", maar ook de zin van de studie
in de eigen doelstelling. Hierop is nog geen antwoord gevonden
noch door het wetenschappelijk onderwijs, noch door de studenten,
al hebben die er als zeer nauw bij betrokkenen erg hard naar
gezocht. De huidige bezorgdheid om het onderwijs lijkt dus een
gevolg te zijn van de ommezwaai naar een samenhang tussen de
disciplines, in tegenstelling tot de methode die tot voor kort
gevolgd is: de afzonderlijke onderdelen van het lesprogramma los
van elkaar te zien.
Wie echter moeten doel en structuur van een opleiding bepalen
Docenten alleen Of moeten alle betrokkenen door samenspel
constructief meewerken en zich op die wijze van hun eigen verant
woordelijkheid bewust worden In de naaste toekomst zal dit meer
en meer gestalte gaan krijgen maar de positieversterking van staf
en studenten gaat slechts langzaam.
Door hen die zich met onderwijsresearch bezighouden is gesteld
dat een studieprogramma gebaseerd moet zijn op een aantal
duidelijke en expliciete doelstellingen die ook de student vertrouwd
moeten zijn! Een bezinning én een duidelijke formulering zijn, hoe
hachelijk als onderneming ook, noodzakelijk.
Omdat de einddoelen van onderwijs langs verschillende wegen
bereikt kunnen worden en studiemotivatie ook steeds anders kan
worden gestimuleerd, zouden studieprogramma's een variatie
kunnen bieden van programma's binnen het program. Bijna alle
mogelijkheden verschillen nog van het toegepaste.
Via grondraden en studieraden heeft zich tot nu toe wel een
bescheiden „inspraak" van studenten gerealiseerd, maar in de
behoefte tot verandering wordt nog niet altijd voorzien door
uitvoerbare programma's. Bovendien wordt de weg van wens tot
uitvoering niet in één dag afgelegd!
In hoofdzaak beperkte zich de dialogische participatie (substituut
voor het besmette inspraak) tot programma-organisatorische
zaken. Bestuurs- en onderwijsbeleid kwamen echter zelden ter
sprake. Toch zeer wezenlijke zaken als inhoud van studie, de
personen die doceren en de wijze waarop de stof wordt overgedragen
vormen vaak hete hangijzers [3].