460 inmiddels de naar aanleiding daarvan ingestelde commissie N.L.F.-N.G.L. met haar rapport gereed is gekomen. Dit rapport is thans aangeboden aan de hoofdbesturen van het N.G.L. en de N.L.F., die hierover nog geen stand punt hebben ingenomen. Het is derhalve niet mogelijk, de inhoud van het rapport vandaag te bespreken. Na de bespreking in beide hoofdbesturen, zal het rapport, mits aanvaard, worden voorgelegd aan de aangesloten verenigingen. Het is echter wel zinvol zich ten aanzien van de Verenigings structuur te oriënteren op een keuze tussen een ingenieursvereniging met samenwerking in enigerlei vorm met andere groeperingen op landmeetkundig terrein en een algemene vereniging, waarbij de landmeetkundige verenigings- aktiviteit in vertikaal gescheiden groepen wordt beoefend. Ir. Roos vraagt naar het bestuursstandpunt in verband met het in de vorige Algemene Vergadering meegedeelde. De voorzitter antwoordt hem dat het in het voornemen van het Bestuur ligt om, zodra het rapport aan de besturen van de aangesloten verenigingen is voorgelegd, met het Bestuur van de Vereniging van Civiel-landmeters en Geodetisch Ingenieurs hierover contact op te nemen. Hij stelt voorts aan de orde de benoeming van twee vertegenwoordigers in het Hoofdbestuur van de N.L.F. en verzoekt in het bestuursvoorstel te willen lezen, in plaats van voorzitter en secretaris: secretaris en een nader aan te wijzen lid van het Bestuur. De vergadering stemt met het aldus gewijzigde bestuursvoorstel in. Hierna stelt de voorzitter, zoals reeds tijdens de opening in het vooruitzicht was gesteld, de rondvraag open. Ir. Smit vraagt welk standpunt door het Bestuur thans wordt ingenomen t.a.v. de organisatie en de plaats van het Kadaster. De voorzitter wil dit punt gaarne in bespreking brengen. Hij deelt mede dat door het Bestuur in volgorde van belangrijkheid wordt voorgestaan: 1a) De zelfstandigheid van de dienst, waarbij dus geen functionele maar lijncontacten bestaan met een directie, die een „eigen" beleid kan voeren. Dit teneinde de identificatie van het corps met de dienstleiding mogelijk te maken. b) Het geintegreerd samengaan van het Openbaar Register, de boek houding en het landmeetkundig gedeelte van het Kadaster; dit standpunt kan genuanceerd worden i.v.m. de plaats waar de onder 1. a) genoemde zelfstandigheid kan worden gerealiseerd. 2. Het onderbrengen van een eventuele Rijksdienst van het Kadaster bij het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Ir. I. P. Toussaint bespeurt in hetgeen is medegedeeld een wijziging in het standpunt van de Directeur-Generaal t.o.v. de uitspraak gedaan door de Staatssecretaris van Financiën n.l. dat bij wegvallen van de grond belasting de band met Financiën zou verdwijnen. Ook de heer van Berk meent dat er een andere interpretatie is van de uitspraak van de Staatssecretaris. De voorzitter antwoordt hem dat, zodra de organisatorische band met de Belastingdienst is verdwenen, het Departement van Financiën als mogelijk onderdak wel mee telt. De heer Stoorvogel is van mening dat blijkbaar een kleine vereniging als die van de Hypotheekbewaarders, een doorslaggevende rol speelt; hij wijst er echter op dat het Rapport van de Staatscommissie de integratie wel voorstaat. De voorzitter zegt dat hieraan ten departemente en ook door het Bestuur veel waarde wordt gehecht; echter hebben ook de hypotheekbewaarders behoefte aan de genoemde identificatie; hij acht dit een moeilijkheid. De heer Stoorvogel meent dat hieraan tegemoet wordt gekomen door de instelling van een directorium waarin de hypotheekbewaarders mee spreken; overigens acht hij de structurering bij Financiën wel acceptabel, mits de zelfstandigheid, door middel van een volledige desintegratie t.o.v.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 48