Binnen het bestek van deze studie trekken de „eenvoudige" methoden, zoals het strekken van een staaldraad waarlangs gemeten kan worden, of het inrichten met jalons, weinig aandacht, doordat zij naast hun beperkte nauwkeurigheid een weinig inte ressant toepassingsgebied hebben. Zij zullen hier buiten beschouwing gelaten worden. Belangwekkender zijn enige methoden waarbij het vermogen van het menselijk oog met optische hulpmiddelen vergroot moet worden om de hanteerbaarheid en de nauwkeurigheid te verhogen. Zij zullen behandeld worden in hun toepassing op afstanden kleiner dan iooo meter met de nadruk op de afstanden van 5~:r5° meter. Deze methoden kunnen als volgt worden ingedeeld: 1) methoden met optische hulpmiddelen waarbij getracht wordt alle buigingslicht te elimineren; 2) methoden waarbij juist alleen buigingslicht wordt gebruikt. Het hulpmiddel dat in het eerste geval gebruikt wordt is de kijker, zoals die bekend is van de theodoliet. De bezwaren van dit instrument zijn eveneens bekend. De nauwkeurigheid wordt beïnvloed door mechanische oorzaken, voornamelijk omdat de scherpstelling steeds veranderd moet worden, en tevens door optische oorzaken. Een absolute limiet aan de nauwkeurigheid wordt gesteld door buigingsverschijnselen, die tenslotte niet totaal geëlimineerd kunnen worden. Hierop zal straks nog nader worden ingegaan als de twee principes van richttechnieken worden vergeleken. Een voorbeeld van een speciaal „inricht" instrument is te zien in de figuren i, 2, 3 en 4. Het wordt gebruikt in „optical tooling", een slecht in het Neder- 416 Fig. i

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 4