463 te werken en meent dat eerst het systeem geanalyseerd dient te worden. Hij merkt voorts op dat bij de door inleider genoemde tijd voor het raad plegen van het gehele percelenbestand ook de voorbereidingstijd moet worden gerekend. De spreker beaamt dit en zegt dat b.v. voor de voorbereiding van dc mutaties in 100.000 artikelen weken nodig waren. De voorzitter informeert naar het bestaan van opleidingsinstituten voor computertechniek. Deze blijken er nog niet te zijn. De heer Boot zegt dat dit een HTS-aangelegenheid zal worden. De voorzitter constateert voorts, na navraag bij de heer de Graaff, dat bij de waterschappen blijkbaar 30 a 40 van de persoons- en perceels- gegevens gemechaniseerd is, waaruit dus conclusies zouden zijn te trekken over de benodigde tijd voor mechanisering van deze in wezen kadastrale gegevens van het gehele land. De heer de Graaff zegt hem dat met 100 mensen een half jaar is gewerkt aan mechanisatie van 100.000 aanslagen. De heer Boot zegt dat raadpleging van het geschreven stuk geen moeilijk heden oplevert bij projectie van de microfilm via de beeldbuis. Ir. Wiersma deelt mee dat de eigendommen, gelegen in genoemd Water schap „Noordhollands Noorderkwartier" jaarlijks geheel op microfilm worden gebracht i.v.m. mutaties. De voorzitter vraagt nog waarom de magneetband voor opslag van gegevens werd gebruikt en niet de ponskaarten. Dit is volgens de heer de Graaff gedaan i.v.m. de vereiste input op zo'n band; overigens is er geen verschil. Ir. Lodewijks vraagt of de waterschappen nog hun leggers hebben en bijhouden. De heer de Graaff zegt dat dit het eerste jaar veiligheidshalve wel het geval was. Hij zegt nog dat adreswijzigingen t.o.v. de in de legger ver melde adressen niet via de kadastrale boekhouding worden verkregen. Hierna dankt de voorzitter de heren de Graaff en Boot voor de be antwoording van de gestelde vragen. Tenslotte geeft de voorzitter het woord aan de voorzitter van het Land meetkundig Gezelschap „Snellius" de heer Martens. Deze dankt voor de hem geboden gelegenheid en doet enkele mededelingen over de aktiviteiten van het L.G. Momenteel wordt door een groep bestaande uit hoogleraren en studenten een onderzoek ingesteld naar het doel van de opleiding in de geodesie en wordt getracht daarover een toekomstvisie te geven. Hierover zal in december in het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde worden gepubliceerd. Voorts is het L.G. dit jaar op excursie geweest naar Tsjecho-Slowakije, waar toch wel een zeer groot verschil in de wijze van beoefening van de geodesie met die hier te lande werd ge constateerd. Hij maakt ook van de gelegenheid gebruik de donateurs te bedanken voor hun bijdragen. De voorzitter vraagt aan de heer Martens hoeveel ie jaars studenten er momenteel zijn, hoeveel in totaal, hoeveel er in de naaste tijd zullen afstuderen en waarom er zo weinig hiervan naar het Kadaster komen. Desgevraagd door de voorzitter deelt de heer Martens mede dat er 14 ie jaars studenten zijn, waarvan 4 a 5 in de wiskunde gaan studeren; er zijn 90 leden; er zullen er binnenkort 3 a 4 afstuderen, hetgeen minder is dan in vorige jaren; de oorzaak van de geringe toeloop naar het Kadaster moet volgens hem gezocht worden in het vrijkomen van meer vacatures in de randgebieden van de geodesie, terwijl daar ook de status van de in genieur i.h.a. beter is dan bij het Kadaster. De voorzitter deelt ter voorkoming van mogelijke misverstanden nog mee dat, hoewel in de discussies voornamelijk sprake is geweest van een aantal mogelijkheden tot het onderbrengen van het Kadaster bij enkele ministeries, waarbij de mogelijkheden bij Financiën meer genuanceerd werden be handeld, het Bestuursstandpunt, gezien de ruimer aanwezig geachte mogelijk-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 51