driedimensionale situatie te reconstrueren en dus van een zeer veel
gecompliceerder constructie zijn. Men meent aldus het instrumentele
aandeel in het gehele samenstel van fouten dat bij de aerotriangu-
latie optreedt sterk te verminderen en aldus tot een nauwkeuriger
triangulatie te komen of tot een triangulatie die grotere afstanden
tussen paspunten kan overbruggen en derhalve de hoeveelheid
terreinwerk kan verminderen. In hoeverre dit inderdaad enig effect
sorteert hangt uiteraard in eerste aanleg af van de grootte van het
aandeel van deze instrumentele fouten in het totale complex van
fouten. Is dit gering dan zal het effect van de vervanging van ana
loge methoden door numerieke methoden slechts gering zijn, is
het groot dan is het effect uiteraard groter. In het begin leek het
er niet op dat de analytische methoden een merkbaar grotere
nauwkeurigheid zouden leveren, maar allengs constateert men toch
in de praktijk wel een zekere verbetering, hoewel die bepaald niet
eclatant is. Dit is te wijten aan het feit dat, zoals boven reeds gesug
gereerd, tegenover die instrumentele fouten andere fouten van een
vrij grote orde staan, die dus de zaak blijven „bederven". Het
zijn vooral de fouten in het uitgangsmateriaal, de foto. Daarbij
denke men in de eerste plaats aan deformatie van de film bij de
mishandeling die de film feitelijk ondergaat in het gehele proces van
ontwikkelen, fixeren, spoelen en drogen, en in de tweede bijna even
belangrijke plaats de fouten tengevolge van het niet vlak liggen van
de film tijdens de opname. Die eerste fouten kan men vermijden,
althans voor het allergrootste gedeelte, door gebruik te maken van
gevoelig materiaal dat niet aangebracht is op film maar op glas,
hetgeen intussen ook praktische nadelen heeft, maar de tweede
categorie fouten vermindert men daar slechts weinig mee, omdat
glasplaten, willen ze commercieel aanvaardbaar zijn, toch ook
oneffenheden vertonen die uitgaan boven de waarnemingsnauw
keurigheid. Een middel om die beide categorieën fouten, zij het
dan niet teniet te doen maar te bepalen is de toepassing van het zg.
„réseau". Dit is een in het beeldvlak van de opname-camera aange
brachte glasplaat met daarop een stelsel van geëtste kruisjes volgens
een vierkanten-systeem, welke kruisjes tegelijk met de terreinopname
op de foto worden afgebeeld. Het is duidelijk dat deze afbeeldingen
dezelfde invloed ondergaan van de deformatie en het niet vlak
liggen van de film als de afbeeldingen van de terreinpunten, zodat
men uit de waarneming van de kruisjes, waarvan de nominale
ligging in coördinaten bekend moet zijn, de metingen op de ter
reinpunten in de foto kan reduceren voor die beide foutenbronnen.
Dit beginsel is van Engelse oorsprong en wordt in Engeland al vele
jaren toegepast bij de aerotriangulatie. Interessant is het, dat er
ook Russische camera's zijn, voorzien van een réseau. Bij een Ameri
kaanse camera bestaat het réseau uit afgebeelde lichtpunten, die
door de film heen in de emulsie worden geprojecteerd door achter
de film geplaatste mini-projectoren. Het is duidelijk dat het systeem
zich vooral goed leent voor de numerieke uitvoering van triangu-
10