De grote hoeveelheid rekenwerk die gepaard gaat men een blok- vereffening heeft ertoe geleid dat men gezocht heeft naar middelen om, met behoud van het karakter van de eenmaal gekozen blokver- effening, toch de hoeveelheid rekenwerk te verminderen. Men doet dit door het blok onder te verdelen in wat men zou kunnen noemen deelblokken (in het Engels: sub-blocks). In de numerieke foto- grammetrie heeft dit geleid tot de invoering van zogenaamde tripiets. Een triplet is een samenstel van drie opeenvolgende stralen bundels die numeriek aan elkaar worden georiënteerd in relatieve en absolute zin. Wanneer men uitgaat van een eerste in willekeurige positie gedachte stralenbundel is het aantal transformatie-elementen om de tweede bundel hier aan vast te oriënteren vijf, wanneer men de bases tussen deze twee stralenbundels aanneemt. Voor de derde stralenbundel is het aantal oriënteringselementen dan uiteraard zes en het totale aantal oriënterings-onbekenden van de triplet dus elf. Voor de tweede en volgende tripiets kan de basis uiteraard niet aangenomen worden, hetgeen het aantal oriënteringsonbekenden brengt op 12. Daarbij komen dan nog de drie ruimtelijke coördina ten van elk overbepaald oriënteringspunt. Gewoonlijk zijn dat er 12 (6 groepen van 2), zodat dan het aantal onbekenden per triplet 48 bedraagt. Aldus worden tripiets gevormd uit de stralenbundels 1-2-3, de bundels 2-3-4, de bundels 3-4-5 enz. De tripiets overlappen elkaar dus en worden als te vereffenen eenheden in de blokveref- fening van het geheel ingevoerd. Deze tripletmethode wordt niet zelden met onzuivere argumenten gelanceerd. Zo is het b.v. enigs zins misleidend wanneer men spreekt over „additional strength" die het gevolg zou zijn van het gebruik van tripiets. Het hangt er maar vanaf waarmee men vergelijkt. Het is duidelijk dat wanneer men alle beschikbare waarnemingen op een correcte manier zou vereffenen, hetzij alle waarnemingen per blok tegelijk dan wel ge groepeerd tot triplets, men tot eenzelfde resultaat moet komen, omdat er dan in feite sprake is van een vereffening in fasen. Van „additional strength" kan alleen maar sprake zijn wanneer men het aantal waarnemingen dat in de vereffening wordt opgenomen opvoert. Het is duidelijk dat de vorming van tripiets alleen maar kan geschieden in de strookrichting en dat dit tengevolge van de geringe dwarsoverlap in dwarsrichting niet mogelijk is, tenzij men die dwarsoverlap opvoert tot meer dan 50%. Dit idee is inderdaad wel geopperd maar economische overwegingen maken dit in het algemeen weinig aantrekkelijk. De triplet-methode, ook wel drie-foto-methode genoemd, wordt o.a. bij de U. S. Coast and Geodetic Survey toegepast, terecht niet omdat een hogere nauwkeurigheid zou worden verkregen, maar wel omdat, verleken met de conventionele twee-foto-methode, grove fouten gemakkelijker worden opgespoord, de automatisering beter georganiseerd kan worden en er dus economische voordelen zijn. Wanneer men een afzonderlijke blokvereffening in planimetrie, dus apart van de hoogten, uitvoert is natuurlijk een vereffening 20

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 22