41
i50.000 worden volstaan. Luchtopnamen kunnen eventueel ook
behulpzaam zijn t.b.v. geologische interpretatie.
Voor de tweede fase, het voorlopig ontwerp van de weg, wordt
meestal een kaartschaal tussen 1500 en 13000, en hoogtelijnen
met intervallen tussen 2 voet (60 cm) en 5 meter, verlangd.
In Zweden: kaart 12000, AH 2 m, uit opnamen 113.000.
In Nederland: kaart 1 1000, zonder hoogtelijnen, uit opnamen
14000 a 5000.
In Japan: 1 3000 „Photo-Contour Map", AH 5 m.
Het verband tussen de fotogrammetrische kaart en het terrein
wordt gevormd door gesignaliseerde punten, die vóór de vlucht
langs de vermoedelijke weg-as zijn uitgelegd. Ten behoeve van de
bepaling van de coördinaten van deze punten wordt in Zweden
géén aero-triangulatie toegepast, doch de polygoon tussen de schijven
(met onderlinge afstanden van 800-1000 m) wordt met de Geodi-
meter 6 en theodoliet gemeten, met om de 10 zijden een bepaling
van het azimuth m.b.v. het Gyro-opzetstuk Wild GAK.1. In Neder
land (M.D. van de R.W.S.) wordt wèl aero-triangulatie toegepast;
in the terrein wordt slechts om de 4 modellen een schijf aangemeten,
met de Geodimeter 6, en theodoliet.
Alvorens tot de 1 2000 kaartering over te gaan, bestuderen de
Zweedse wegenbouwers het op 113.000 gefotografeerde terrein in een
Balplexplotter met 4 projectoren (voor dit doel zijn in de diverse
wegenbouwbureaux in totaal 19 Balplex-plotters beschikbaar).
M.b.v. de kaart 11000 (Nederland), 12000 (Zweden), 13000
(Japan), enz., wordt vervolgens het voorlopig ontwerp van de weg
gemaakt, waarna de voorlopige as hierop wordt gekaarteerd.
Dit wordt gevolgd door de meting van langs- en dwarsprofielen.
In Nederland gebeurt dit terrestrischin andere landen meestal
fotogrammetrisch en wel veelal uit een nieuwe, groot-schaliger,
luchtfotografie. In Zweden, bijvoorbeeld, wordt na signalisering
in het terrein van de voorlopige as met schijven om de 200 a 300 m
nieuwe fotografie op een schaal tussen 13000 en 17000 op
genomen. De schijven worden terrestrisch in coördinaten bepaald
m.b.v. ue Geodimeter 7, die een ingebouwde theodoliet heeft. Ook
de hoogtepaspunten worden weer terrestrisch bepaald.
De fotogrammetrische meting van de langs- en dwarsprofielen
in Zweden geschiedt in de Wild A8; de model-coördinaten der
punten worden automatisch geregistreerd en kunnen direct als input
voor de computer worden gebruikt. In de computer worden de
model-coördinaten dan getransformeerd in terrestrische coördinaten
en vervolgens in profiel-gegevens.
De profiel-gegevens kunnen in de computer direct worden ge
bruikt voor volumeberekeningen, maar ze kunnen ook eerst
(automatisch) worden gekaarteerd. In Nederland gebeurt de
automatische kaartering in de Calcomp gestuurd door de Zebra
computer (I.T.C.), in Zweden met de Noorse automatische coör-
dinatograaf, de Kingmatic. Tevens kunnen dan, ter beoordeling