73 Met de Heer Herweij er spreekt de Heer Quené zich uit voor de vaststelling achtereenvolgens van streekplan, ruilverkavelingsplan en bestemmingsplan. Een bindende regeling in die geest is echter (nog) niet mogelijk, omdat in sommige provincies het gehele streek- planwerk nog in de kinderschoenen staat. Enige flexibiliteit is bovendien vereist, omdat soms nagenoeg synchrone vaststelling van het streekplan en de stemming over het ruilverkavelingsplan gewenst kan zijn. Gecoördineerd met de uitvoering van de ruil verkaveling kan dan de procedure van het bestemmingsplan volgen. Prof. De Haan ontkent dat de Werkgroep een (kunstmatige) scheiding zou hebben aangebracht. Zij heeft alleen geconstateerd dat de ruilverkaveling primair is een verkaveling, d.w.z. een nieuwe eigendoms- en gebruiksindeling, en dat de ruimtelijke ordening primair is een bestemming, d.w.z. een toe-ordening van grond aan verschillende maatschappelijke doeleinden. De volgens de Heer Quené te geringe nadruk die de Werkgroep gelegd heeft op het streekplan als ontwikkelingsplan en de (te) grote op het bestemmingsplan schrijft Prof. De Haan toe aan de omstandigheid dat het bestemmingsplan het enige met het ruil verkavelingsplan vergelijkbare uitvoeringsplan is. Het streekplan bindt noch de burgers noch de gemeentebesturen rechtstreeks en kan evenmin grondslag zijn voor onteigening. Met het stellen van streekplan - ruilverkavelingsplan - bestemmingsplan als ideale volg orde begeven de Heren Herweijer en Quené zich in „het gevaar lijke niemandsland" tussen de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Ruilverkavelingswet. Zij zien namelijk over het hoofd dat voor landelijke gebieden wel een bestemmingsplan verplicht gesteld wordt (art. 10 W.R.O.) maar niet een streekplan. Hoogstens kan de Kroon daartoe verplichten, maar ook als zulks geschiedt, zal er in de toekomst vaak al een bestemmingsplan zijn, dat dan eventueel naar aanleiding van het latere streek- of ruilverkavelingsplan her zien zal moeten worden. Op deze herziening heeft de Werkgroep dan ook de nadruk gelegd en daarbij zelfs de mogelijkheid genoemd ook zonder een voorafgaand streekplan enkel op grond van het ruil verkavelingsplan Gedeputeerde Staten bindende aanwijzingen te laten geven tot herziening van bestemmingsplannen. Zij heeft dat alleen ten aanzien van het landschapsplan bepleit, doch dit kan worden uitgebreid tot andere ruilverkavelingsplannen. De Werk groep heeft dus allerminst een scheiding aangebracht, doch in tegendeel juist belangrijke verbindingen aangelegd door het niemandsland tussen Ruilverkavelingswet en Wet op de Ruimtelijke Ordening en tussen Ruilverkavelingswet en Natuurbeschermings wet. De ruilverkaveling zal daardoor grondslag kunnen zijn zowel voor aanwijzingen tot herziening van bestemmingsplannen als voor aanwijzingen van natuurmonumenten. Uiteraard kan een vooraf gaand streekplan nuttig en noodzakelijk zijn, maar het gaat de Werkgroep te ver het bestaan daarvan als vereiste te stellen. Overigens moet ook in haar gedachtengang de coördinatie op Rijks-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 75