76
dus in de voorstellen van de Werkgroep voor de niet-agrarische
werken en dus ook voor nieuwe ontwikkelingen te dien aanzien
geen enkele beperking.
Hier vindt spreker aanleiding in te gaan op de door Prof. Polak
gebezigde kwalificatie van het Rapport als landbouwkundig
behoudend (De Pacht, november 1968). Hij kan dit in het geheel
niet begrijpen, nu de gedachten van de Werkgroep hoegenaamd
niet meer naar een typisch agrarische wet uitgaan, zeker niet wat
de werken betreft, maar evenmin voor de ruilverkaveling zelf. De
vooropstelling van de landbouw als ruilverkavelingsbelang (blz.
290-292, conclusie 10) is enkel het logische gevolg van het feit dat
de landbouw de meeste grond inbrengt.
De grondafstand voor niet-agrarische doeleinden (blz. 294-296,,con
clusie 12)
Volgens de Heer Herweijer zou realisatie van het voorstel van
de Werkgroep de grondafstand voor niet-agrarische doeleinden
zonder inbreng te binden aan een maximum van 10% van de
oppervlakte van het blok (zelfs) een verslechtering medebrengen
ten opzichte van het thans geldende maximum van 5% van de
waarde van het blok voor de toewijzing aan openbare lichamen.
De voorgestelde regeling zou namelijk, evenals de bestaande, non-
discriminatoir desanerend werken. Momenteel wordt een selectief
grondbeleid gevoerd, dat dit effect zoveel mogelijk corrigeert. Er
wordt naar gestreefd in ieder project grond te verwerven, hetgeen
wordt bevorderd door het nieuwe taakstellende aankoopbeleid van
de Stichting Beheer Landbouwgronden, hetwelk voorkomt, dat in
het ene gebied veel meer grond wordt aangekocht dan in het andere.
De aldus verworven grond wordt beschikbaar gesteld voor niet-
agrarische doeleinden of voor compensatie van grondverlies voor
niet-agrarische doeleinden men denke aan opheffing van de
bedrijfsverkleining en verder voor incidentele overbedeling ter
besparing van kavelwerk en voor bedrijfsvergroting van de ver
plaatste bedrijven.
Daarentegen zou het door de Werkgroep voorgestelde volgens
spreker leiden tot versterking van het ongedifferentieerd bedrijfs-
verkleinende effect, daar het politiek uitgesloten is 10% van het
gehele blok in overwegende mate te korten op de kleine grond
gebruikers en economisch geheel in strijd zou zijn met de ont
wikkeling van de landbouw deze korting uitsluitend of overwegend
bij de bestaande grotere bedrijven door te voeren. Mocht in bepaalde
gebieden een grotere behoefte aan grond voor niet-agrarische doel
einden bestaan dan met de huidige regeling te verkrijgen is, dan
ware te denken aan aankoop van gehele bedrijven door de S.B.L.
en voor bijzondere gevallen aan een oplossing a la Midden-Delfland.
De Heer Quené kan zich kennelijk wel enigszins in de gedachten-
gang van de Werkgroep verplaatsen. Z.i. verdient het maximum
percentage van 5 voor de toewijzing ex art. 13 heroverweging,