79
ging van het plan van wegen en waterlopen in verband met de uit
voering van de ruilverkaveling zelf komt vooral voort uit de nood
zaak van onderlinge afstemming van wegen en waterlopen enerzijds
en de toedeling anderzijds. Bovendien wordt het „interne" net van
wegen en waterlopen mede bepaald door de oppervlakte van de
door de S.B.L. aangekochte grond en de boerderijverplaatsingen.
De Heer Van Lent stelt dan ook op gronden van doelmatigheid
voor het plan van wegen en waterlopen te splitsen in het plano
logisch raamplan en het toedelingsplan. De Ruilverkavelingswet
zou dan moeten voorschrijven dat in het plan van wegen en water
lopen uitsluitend de wegen voorkomende op het tertiaire wegenplan,
de verbindingswegen tussen kernen, verzamelwegen, gemalen,
hoofdkunstwerken en hoofdwaterlopen vóór de stemming een
definitief karakter dragen. De overige wegen, te weten kavel-
ontsluitings- of boerderij wegen, voorts detailwaterlopen, ruiter-,
rijwiel- en voetpaden, staan in een nauwe relatie tot de toedeling
en leveren in de huidige praktijk een belangrijk aandeel in de
wijzigingen van het voorlopig plan van wegen en waterlopen. Deze
categorie zou onderdeel van het plan van toedeling kunnen worden,
hetgeen bovendien de mogelijkheid zou introduceren bij de behande
ling van bezwaren tegen de toedeling wijziging in de tracering van
deze wegen en waterlopen aan te brengen. Analoog geldt een en
ander ook voor het landschapsplan.
De Heer Ouené sluit zich aan bij het betoog van de Heer Van
Lent. Hij maakt er nog op attent dat de genoemde hoofdonderdelen
van het plan van wegen en waterlopen normaliter reeds in het
streekplan zullen zijn aangeduid. Spreker bepleit wel dat Gedepu
teerde Staten die conform de aanbeveling van de Werkgroep
het plan op voorstel van de C.C.C. definitief zouden moeten vast
stellen, daarbij advies inwinnen van de provinciale planologische
commissie, aangezien hoofdelementen van de ruimtelijke structuur
in het geding zijn. Tenslotte spreekt hij er zijn bevreemding over
uit dat de Werkgroep voorstelt dat G.S. alleen op voorstel van de
plaatselijke commissie tot wijziging van het plan van wegen en
waterlopen mogen overgaan. Dit zou betekenen dat het bestuurs
college hem toevertrouwde besluiten alleen mag nemen op grond
van gewijzigde inzichten bij anderen en niet bij zichzelf.
De Heer Herweijer stelt dat bij de stemming over de ruil
verkaveling de daartoe gerechtigden momenteel veeleer hun intentie
openbaren om tot ruilverkaveling over te gaan waarbij zij alleen
zijn voorgelicht over de grote lijnen van het plan en het kosten
niveau, dan dat zij over het ruilverkavelingsplan als zodanig
stemmen. Zou men in de voorbereidingsfase reeds vergaande
regelingen treffen, zoals het door de Werkgroep voorgestelde
definitieve plan van wegen en waterlopen of beter het plan
van voorzieningen, dan zou enerzijds het gevaar dreigen dat de
beslissing tot stand komt als optelsom van alle individuele belangen
in plaats van als collectief belang, terwijl anderzijds de veelheid